ECLI:NL:RBDHA:2021:2732
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot verbod op uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, een vrouw van Somalische afkomst, vorderde om de Staat der Nederlanden te verbieden haar uit te leveren aan de Verenigde Staten. Eiseres, die sinds 1999 in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft, is beschuldigd van medeplichtigheid aan het financieren van terrorisme door betalingen aan de terroristische organisatie Al Shabaab. De Amerikaanse autoriteiten hebben in 2014 een uitleveringsverzoek ingediend, dat in eerdere procedures door de Nederlandse rechtbanken is behandeld.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitleveringsrechter in een eerdere uitspraak de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een verbod op uitlevering rechtvaardigen. Eiseres voerde aan dat uitlevering zou leiden tot een schending van haar mensenrechten, met name artikel 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikelen van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de inbreuk op het gezinsleven van eiseres en haar kinderen gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de beschuldigingen en de verplichtingen van de Staat onder het uitleveringsverdrag met de VS.
De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres af en oordeelde dat de minister van Justitie en Veiligheid zijn beslissing om de uitlevering toe te staan, voldoende had gemotiveerd. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van het geding. Dit vonnis benadrukt de afweging tussen de rechten van de opgeëiste persoon en de verplichtingen van de Staat in het kader van internationale samenwerking op het gebied van strafrecht.