Uitspraak
Rechtbank den haag
Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca en Aanverwante Bedrijf “Horeca Nederland”te Woerden,
Rechtbank Den Haag
Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een kort geding tussen Koninklijke Horeca Nederland (KHN) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken. KHN vorderde dat de Staat zou worden veroordeeld om binnen veertien dagen nieuwe voorschotten onder de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) te betalen aan horecaondernemers en om binnen acht weken de definitieve TVL-subsidies toe te kennen en uit te betalen. De rechtbank heeft KHN echter niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat KHN niet opkomt voor een eigen belang, maar voor een collectief belang van horecaondernemers. De rechtbank oordeelde dat de individuele belangen van de horecaondernemers beschermd kunnen worden via de bestuursrechter, en dat KHN daarom niet bij de civiele rechter kan aankloppen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de vaste taakverdeling tussen de bestuursrechter en de civiele rechter niet kan worden doorkruist, ook al is het oordeel teleurstellend voor de horecaondernemers die al met grote tegenslagen kampen door de coronamaatregelen. De rechtbank wees erop dat de horecaondernemers de mogelijkheid hebben om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen besluiten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en dat zij ook een voorlopige voorziening kunnen aanvragen bij de bestuursrechter. KHN werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.683,--, inclusief salaris advocaat en griffierecht.