ECLI:NL:RBDHA:2021:2425
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens procedurele beslissingen zonder grond voor vooringenomenheid
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker stelde dat de rechter, mr. G.P. Kleijn, vooringenomen was vanwege twee procedurele beslissingen: het honoreren van een aanhoudingsverzoek van de belanghebbende op 8 december 2020 en het plannen van een nieuwe zitting zonder rekening te houden met de door verzoeker opgegeven verhinderdata. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen op zich geen grond voor wraking kunnen vormen, aangezien wraking geen verkapt rechtsmiddel is. De rechter wordt verondersteld onpartijdig te zijn, en verzoeker moest concrete omstandigheden aanvoeren die de schijn van partijdigheid rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek werd tijdig ingediend, maar de redenen die verzoeker aanvoerde, waren niet van dien aard dat ze de objectieve schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.