ECLI:NL:RBDHA:2021:2333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
20.21751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, zijn asielaanvraag had ingediend op 2 oktober 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat Italië niet langer aan zijn internationale verplichtingen voldoet en dat hij daardoor in een onveilige situatie verkeert. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser voerde aan dat hij geen opvang had gekregen in Italië en dat de opvangvoorzieningen daar ontoereikend zijn. De rechtbank overwoog dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat Nederland ervan uit mag gaan dat Italië zijn verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Italië zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiser over te nemen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.21751

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.21572, plaatsgevonden op 14 januari 2021 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Jalloh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 2 oktober 2020 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Hij voert aan dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zo werd de opvang waarin eiser zich destijds bevond gesloten en kreeg hij geen andere opvang aangeboden. Hij is daardoor op straat beland. Hieruit volgt dat verweerder toepassing dient te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op de volgende stukken en uitspraken:
- Bericht van EJIL:Talk! van 23 april 2020; [3]
- Bericht van euronews van 4 augustus 2020; [4]
- Bericht van DW van 2 augustus 2020; [5]
- Uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 april 2020; [6]
- Beslissing van de European Committee of Social Rights van 10 november 2014. [7]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Tussen partijen is wel in geschil of verweerder in wat eiser heeft aangevoerd aanleiding had moeten zien om die verantwoordelijkheid aan zich te trekken.
5. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan verweerder besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de Dublinverordening niet verplicht. Uit dit artikel volgt onder meer dat verweerder gebruik maakt van deze bevoegdheid als er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt. [8]
6. Als uitgangspunt geldt dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag gaan dat Italië zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Dit heeft de Afdeling [9] , ook in recente uitspraken, bevestigd. [10] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Hierin is eiser niet geslaagd.
7. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat bij terugkeer een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [11] of artikel 4 van het Handvest. [12] Uit de door eiser genoemde vragen [13] van het EHRM [14] aan de Italiaanse autoriteiten volgt evenmin dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierbij betrekt de rechtbank de toelichting van verweerder ter zitting dat deze vragen betrekking hebben op de nieuwe wetgeving in Italië en dat deze wetgeving de voorzieningen in Italië juist zal verbeteren voor zowel Dublinclaimanten als kwetsbare asielzoekers. De rechtbank ziet in deze vragen dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. Eiser heeft met de overgelegde artikelen van EJIL:Talk!, euronews en DW evenmin aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië. Deze artikelen zien bovendien op situaties waarin andere omstandigheden aan de orde zijn en eiser heeft niet geconcretiseerd noch aannemelijk gemaakt dat hij in vergelijkbare omstandigheden verkeert. Het persoonlijk relaas van eiser biedt geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. Zo heeft eiser verklaard dat hij wel opvang heeft gekregen, zij het dat de opvangplek naar zijn zeggen op enig moment werd gesloten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij na die sluiting niet opnieuw opvang heeft kunnen krijgen. Daarnaast heeft Italië met het claimakkoord gegarandeerd om eiser overeenkomstig de internationale verplichtingen op te zullen vangen. Het ligt op de weg van eiser om bij voorkomende problemen te klagen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Eiser heeft zijn stelling dat hij niet kan klagen, niet onderbouwd.
8. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn beroep op het arrest Jawo. [15] Uit het arrest Jawo volgt dat er een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bestaat voordat wordt aangenomen dat er sprake is van een risico op schending van artikel 4 van het Handvest. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zijn situatie deze drempel wordt overschreden.
9. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij dient te worden beschouwd als bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel. [16] De enkele verklaring ter zitting dat eiser bijzonder kwetsbaar is, juist omdat hij als jonge, alleenstaande man als niet kwetsbaar wordt beschouwd en daarom geen voorrang krijgt bij het verstrekken van voorzieningen aan asielzoekers in Italië, is daartoe onvoldoende.
10. Nu ook niet is gebleken van (andere) bijzondere, individuele omstandigheden, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening het asielverzoek aan zich te trekken.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.A.M. Pelliconi, ‘Covid-19: Italy is not a “place of safety” anymore. Is the decision to close Italian ports compliant with human rights obligations?’, EJIL:Talk! 23 april 2020.
4.L.M. Monella, ‘Legal arguments ensue as migrants found in Italy vanish and found hours later outside the EU’, euronews 4 augustus 2020.
5.A. Noll, ‘Refugee crisis worsening in southern Europe amid coronavirus pandemic’, DW 2 augustus 2020.
7.In de zaak Conference of European Churches (CEC) v. the Netherlands, no. 90/2013.
8.Zie paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Zie uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:986 en ECLI:NL:RVS:2020:987 en 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2129.
11.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
12.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
13.Zaaknummer 46595/19, M.T. tegen Nederland.
14.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
15.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
16.Arrest van het EHRM van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.