ECLI:NL:RBDHA:2021:2237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
SGR 20/3191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die zijn voertuig door de gemeente Den Haag had laten wegslepen, had bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders om het voertuig in bewaring te stellen en de kosten daarvan bij hem in rekening te brengen. Het primaire besluit werd op 15 december 2019 genomen, en het bezwaar van eiser tegen dit besluit werd door verweerder op 31 maart 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser het bezwaarschrift te laat had ingediend en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De door eiser aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding werden niet voldoende geacht om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser niet had aangetoond dat hij verkeerd was voorgelicht bij het ophalen van zijn voertuig.

De rechtbank concludeerde dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift door verweerder terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3191
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: M. Eser).

Procesverloop

In het besluit van 15 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder besloten eisers voertuig weg te slepen, in bewaring te stellen en de kosten die hieraan verbonden zijn bij eiser in rekening te brengen.
In het besluit van 31 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 3 maart 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat eiser het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. In beginsel wordt een bezwaarschrift dat te laat is ingediend niet-ontvankelijk verklaard. Dat is slechts anders in uitzonderlijke gevallen, wanneer de indiener van het bezwaarschrift geen verwijt kan worden gemaakt. In dat geval wordt de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht. [1]
2. De rechtbank acht de door eiser gegeven redenen niet voldoende voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Dat eiser bij het ophalen van zijn voertuig door een baliemedewerker verkeerd is voorgelicht, zoals hij stelt, is door hem niet nader (met bewijsstukken) onderbouwd. Bovendien doet dit niet af aan het feit dat er op de ‘Beschikking wegslepen en in bewaring stellen’, waarop door eiser voor ontvangst is getekend, op pagina 2 een duidelijke bezwaarclausule is opgenomen. Dat eiser, zoals hij ter zitting heeft gezegd, deze pagina niet heeft gelezen, komt voor zijn rekening en risico.
Verder heeft eiser aangegeven dat hij in een moeilijke periode zat, in verband met het overlijden van een naast familielid. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank, en gezien de vaste jurisprudentie, niet dat eiser niet in staat geacht kon worden om, al dan niet met hulp van een derde, een (pro-forma) bezwaarschrift in te dienen.
3. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 3 maart 2021 door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.