3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1 - doodslag [slachtoffer]
Medische gang van zaken en geconstateerde letsels
Verschillende deskundigen hebben onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak van [slachtoffer] .
In het voorlopig sectierapport van 21 januari 2019 wordt door deskundige V. Soerdjbalie-Maikoe, forensisch patholoog werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, geconcludeerd dat het intreden van de dood van [slachtoffer] wordt verklaard door verwikkelingen als gevolg van bloeduitstortingen in/onder het harde hersenvlies (subduraal) en plaatselijk minimale bloeduitstortingen onder de zachte hersenvliezen (subarachnoïdaal). Die bloeduitstortingen hebben geleid tot de noodzaak van hospitalisatie en overlijden. De oorzaak van deze bloeduitstortingen kan van ziekelijke (medische) of traumatische (accidenteel of niet accidenteel: toegebracht) aard zijn.
Nader onderzoek door deskundige Soerdjbalie-Maikoe heeft haar tot de conclusie gebracht dat het intreden van de dood verklaard wordt door de gevolgen van ernstig hoofdletsel (trauma). Dit was bij leven opgelopen en betreft toegebracht (niet-accidenteel) hoofdletsel (‘acceleratie-deceleratie-impacttrauma’, voorheen het ‘shaken baby syndrome’ genoemd), stomp (botsende) gewelds(krachts-inwerking (impacttrauma op het hoofd), elk op zich of in combinatie, of accidenteel hoofdletsel (hoog energetisch trauma door bijvoorbeeld een val van grote hoogte. De combinatie van bevindingen past beter bij trauma dat is toegebracht (niet-accidenteel trauma) dan bij trauma dat niet is toegebracht (accidenteel trauma).
Uit toxicologisch onderzoek verricht aan afgenomen lichaamsmateriaal zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van geneesmiddelen, drugs en bestrijdingsmiddelen bij [slachtoffer] .
De arts en (neuro-)patholoog B. Kubat, werkzaam bij Maastricht UMC+, heeft op aanvullende vragen van de zijde van de raadsman van de verdachte onder meer het volgende gerapporteerd. Het onderzoek van de hersenen toonde behalve een ouder SDH/neo-membraan (de rechtbank begrijpt: een subduraal hematoom) met een re-bleed ook een verse verscheuring van een centrale structuur van de grote hersenen, die vóór het overlijden was ontstaan, gezien de omgevende bloeduitstorting. Een dergelijke verscheuring is altijd het gevolg van een trauma. Een re-bleed kan spontaan ontstaan, omdat de nieuwe vaatjes in het bloedstolsel gemakkelijk bloeden. Des te groter is ook de kans dat ze gaan bloeden bij een trauma. Gelet op het gegeven dat er een trauma was opgetreden, is het waarschijnlijker dat de re-bleed in het kader van het trauma was opgetreden dan dat het niet in het kader van het trauma was opgetreden.
Deskundige W.A. Karst, forensisch arts KNMG, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft in deze zaak gerapporteerd. Sectie heeft uitgewezen dat er bij [slachtoffer] sprake was van hersenletsel, bloeduitstortingen bij de hersenvliezen en netvliesbloedingen. De heer Karst heeft dit letsel zowel afzonderlijk als in samenhang als volgt beschouwd.
Hersenletsel
Na het overlijden van [slachtoffer] op 17 januari 2019 werden zijn hersenen neuropathologisch onderzocht. Er was sprake van recente, algehele schade van hersenweefsel en van weefsel in het ruggenmerg, die microscopisch gedateerd werd als maximaal 1 dag oud (voor overlijden). Tevens was sprake van schade aan zenuwuitlopers (axonale bulbs) in de hersenstam en het ruggenmerg, die volgens de neuropatholoog pasten bij een krachtsinwerking met bloedingen in de overgang van hersenstam en ruggenmerg, die pasten bij (over)strekking en buiging.
Voor het optreden van hersenweefselversterf zijn veel mogelijke oorzaken aan te wijzen. Medische oorzaken zoals toxicologische oorzaken, stofwisselingsziekten en ontstekingen zijn bij [slachtoffer] niet gevonden. Ziekmakende organismen werden evenmin bij [slachtoffer] gevonden. Karst concludeert dat een forse krachtsinwerking op het hoofd, accidenteel of niet-accidenteel, resteert als mogelijke oorzaak voor het hersenweefselversterf. Omdat er bij uitwendig onderzoek en op scans bij [slachtoffer] geen blauwe plekken, schedelbreuken of zwellingen buiten de hersenen zijn aangetoond, moet een forse krachtsinwerking zonder impact als mogelijkheid worden overwogen. Dit kan ontstaan bij een heftig schudincident of bij een verkeersongeval waarbij een voertuig (meermaals) over de kop slaat.
Afzonderlijk beschouwd is het hersenletsel bij [slachtoffer] veel waarschijnlijker onder de hypothese forse krachtsinwerking dan onder de hypothese ziekelijke oorzaak.
Bloeduitstortingen bij de hersenen
Op CT-scans van het hoofd van [slachtoffer] van 16 januari 2019 en postmortaal werden bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies en onder het spinnenwebvlies geconstateerd. Bloedingen onder het harde hersenvlies ontstaan als de zogenoemde ankervenen of brugvenen (af)scheuren. Ankervenen kunnen scheuren als sprake is van herhaalde voor-achterwaartse (en waarschijnlijk ook rotatoire) bewegingen van het hoofd. Een dergelijk mechanisme kan optreden bij heftig repeterend acceleratie-deceleratie-trauma (zoals bij een schudincident) of bij forse impact (botsend geweld op of tegen het hoofd) of bij de combinatie van beide. Hierbij is veel kracht nodig. Krachten die ontstaan bij vallen van beperkte hoogte (1 tot 2 meter) en bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen en daarmee ook bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, zijn doorgaans onvoldoende voor het oplopen van een dergelijke bloeding onder het harde hersenvlies.
Gelet op de neuropathologische datering van de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies, kan de geboorte van [slachtoffer] als mogelijke oorzaak van de bloeduitstortingen worden uitgesloten, evenals andere medische oorzaken.
De bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies bij [slachtoffer] zijn, afzonderlijk beschouwd, veel waarschijnlijker bij een forse krachtsinwerking dan bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, bij de geboorte en/of bij een medische aandoening.
Netvliesbloedingen
Bij oogheelkundig onderzoek werden in het rechteroog van [slachtoffer] netvliesbloedingen in alle lagen van het netvlies geconstateerd. Netvliesbloedingen bevinden zich aan de achterzijde binnenin het oog en zijn niet zonder hulpmiddelen van buitenaf te zien. Fysieke krachten die door acceleratie (versnelling) en deceleratie (vertraging) ontstaan, zoals door een heftig schudincident of door forse impact op of tegen het hoofd, leiden geregeld tot netvliesbloedingen. Een toenemende uitgebreidheid van netvliesbloedingen (in meerdere netvlieslagen en verspreid over het gehele netvlies) is in toenemende mate gecorreleerd met een niet-accidentele oorzaak. Een ernstig contacttrauma aan het hoofd (met name op het achterhoofd) kan gepaard gaan met tamelijk veel netvliesbloedingen, in meerdere netvlieslagen.
Karst concludeert dat de netvliesbloedingen en de bloedingen rondom de oogzenuwen bij [slachtoffer] , afzonderlijk bezien, waarschijnlijker zijn bij een niet-accidentele krachtsinwerking, bij heftig schudden of bij een combinatie van beide, dan bij een accidentele krachtsinwerking.
Combinatie van bevindingen
Nadat Karst de hierboven beschreven bevindingen afzonderlijk heeft beschouwd, heeft hij deze bevindingen in samenhang beschouwd. Bij [slachtoffer] was sprake van een acute klinische noodsituatie met bewustzijnsvermindering en ademhalingsproblemen. Bij hem moet juist voorafgaande aan het ontstaan van deze klinische verschijnselen sprake zijn geweest van een forse krachtsinwerking op het hoofd.
Karst heeft geconcludeerd dat de combinatie van bevindingen bij [slachtoffer] zeer veel waarschijnlijker is bij een (zeer) forse krachtsinwerking (te weten een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident) dan bij een eenvoudige val, bij een medische aandoening, bij gebruikelijke verzorgingshandelingen en/of bij de geboorte. De combinatie van medische bevindingen is daarbij waarschijnlijker bij een niet-accidentele, dan bij een accidentele (zeer) forse krachtsinwerking. Bij uitwendig onderzoek en op scans zijn bij [slachtoffer] geen blauwe plekken, schedelbreuken of zwellingen buiten de hersenen aangetoond en daarom moet een forse krachtsinwerking zonder impact als mogelijkheid overwogen worden. Een dergelijke krachtsinwerking zonder impact kan bijvoorbeeld ontstaan bij een heftig schudincident of bij een verkeersongeval waarbij een voertuig (meermaals) over de kop slaat.
Ter terechtzitting van 22 december 2020 is Karst als deskundige gehoord. Hij heeft (samengevat) verklaard dat het ‘door elkaar schudden’ van een baby gepaard gaat met forse krachten, waarbij bloeduitstortingen ontstaan zoals die bij [slachtoffer] zijn waargenomen. Het spelen van – bijvoorbeeld – ‘vliegtuigje’ kan niet leiden tot (ernstig) hersenletsel. Uit studies blijkt dat sprake is van een ‘shaken baby’ als met forse krachten wordt geschud voor de duur van vier of vijf seconden. Het kan niet worden uitgesloten dat door twee of drie keer met hele forse kracht te schudden, waarbij de kin op de borst en vervolgens het achterhoofd tegen de ruggengraat aankomt tijdens het schudden, hetzelfde bereikt kan worden als er met forse kracht vier of vijf seconden wordt geschud.
Er zijn diverse verschijnselen die optreden als sprake is van hersenletsel: het bewustzijn vermindert, de hartslag vermindert of valt weg en de ademhaling vermindert of valt weg. Het kan ook voorkomen dat er sprake is van snelle ademhalingsbewegingen, waarbij wordt geprobeerd om naar adem te happen. Het hangt van de ernst van het hersenletsel af wat voor verschijnselen optreden. Geluiden kunnen niet worden uitgesloten. Als sprake is van de ernst van het hersenletsel zoals dat is aangetroffen bij [slachtoffer] , dan zijn de verschijnselen in principe direct te zien.
Als sprake is van apneu dan kan de adem kortstondig stokken met daarop aansluitend een diepe teug ademhaling. Niet aannemelijk is dat voor het schudden sprake is geweest van een langdurig ademtekort bij [slachtoffer] .
Karst heeft verder verklaard dat het spugen dan wel stikken in melk geen verklaring kan vormen voor het aangetroffen hersenletsel. De door de verdachte verklaarde, door hem waargenomen, slapte bij [slachtoffer] is niet een bekend symptoom van verslikking. Uit het onderzoek is geen medische oorzaak aangetroffen die de door de verdachte verklaarde levenloosheid of slapte van [slachtoffer] kan verklaren.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 16 januari 2019 in zijn woonwagen aan het gamen was. [slachtoffer] lag op dat moment in zijn bed in een andere kamer. De moeder van [slachtoffer] , [naam levensgezel] , was op dat moment met haar vader aan het winkelen. [naam levensgezel] heeft de verdachte gebeld. De verdachte verklaarde dat hij uit de gamekamer naar de woonkamer liep, omdat zijn telefoon daar lag. Na dit telefoongesprek ging hij terug naar de gamekamer en hoorde hij een gorgelend geluid uit de kamer van [slachtoffer] komen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte (samengevat) verklaard dat [slachtoffer] in een inbakeringsdekentje in zijn kamer aan het slapen was (ook [naam levensgezel] heeft dat verklaard). Nadat hij een gorgelend geluid uit de kamer van [slachtoffer] hoorde, is de verdachte bij [slachtoffer] gaan kijken en zag hij dat [slachtoffer] wit, slap en levenloos was. Hij heeft uit paniek [slachtoffer] twee of drie keer geschud om hem wakker te krijgen. Hij wist dat hij niet te hard mocht schudden. Hij wist dat het niet goed was toen hij het hoofdje van [slachtoffer] zag tijdens het schudden.
Telecomgegevens
Uit onderzoek naar de historische telecomgegevens blijkt dat [naam levensgezel] de verdachte op 16 januari 2019 om 15:58 uur heeft gebeld, dat de verdachte drie minuten later – dus om 16:01 uur – zijn moeder heeft gebeld en dat zijn moeder om 16:02 uur het alarmnummer 112 heeft gebeld.
Oordeel van de rechtbank
Er staat niet ter discussie dat de verdachte [slachtoffer] heeft geschud en dat [slachtoffer] ten gevolge van ernstig hersenletsel is overleden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de medische gegevens niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer] terugvloed van melk heeft gehad, die heeft gezorgd voor een verslikking, met daarbij een gorgelend geluid én een mogelijke kleurverandering in combinatie met apneu. Verder heeft de verdediging gesteld dat bij [slachtoffer] , op het moment dat de verdachte bij het bedje van [slachtoffer] kwam, mogelijk sprake was van een voorfase van wiegendood.
Zoals blijkt uit de verklaring van de deskundige Karst, kan het volgens de verdachte waargenomen gorgelen en daarna het zacht schudden door de verdachte van [slachtoffer] niet leiden tot het ernstige hersenletsel zoals dat bij [slachtoffer] is aangetroffen. Ook de door de verdediging gestelde apneu of een voorfase van wiegendood kunnen geen medische verklaring bieden voor het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de lezing van de verdachte niet medisch wordt onderbouwd.
Uit de door de deskundige Karst uitgebrachte rapportage en zijn verklaring ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat er bij [slachtoffer] sprake was van een acute klinische noodsituatie, veroorzaakt door een forse krachtsinwerking op het hoofd. Van medische oorzaken – anders dan een trauma – die het bij [slachtoffer] aangetroffen ernstige hersenletsel kunnen verklaren is volgens de deskundige niet gebleken. Een val, bij de geboorte opgelopen letsel of verzorgingshandelingen kunnen evenmin tot het geconstateerde letsel leiden. Dit betekent dat het letsel dat tot het overlijden van [slachtoffer] heeft geleid, kort voordat de klinische noodsituatie optrad, moet zijn toegebracht.
De rechtbank stelt daarom op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat het bij [slachtoffer] geconstateerde hersenletsel is ontstaan door een niet-accidenteel trauma (toegebracht letsel), namelijk het schudden van [slachtoffer] door de verdachte.
(Voorwaardelijk) opzet?
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard, oftewel dat het voorwaardelijk opzet ontbreekt. Hij zou uit paniek hebben gehandeld, omdat de verdachte [slachtoffer] in een levenloze, slappe toestand aantrof. De verdachte dacht door de paniek dat het schudden van [slachtoffer] de enige mogelijkheid was om het leven van zijn kind te redden.
Volgens vaste jurisprudentie is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van [slachtoffer] , aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De kans dat een baby door heftig schudden, waarbij het hoofdje niet wordt ondersteund, zodanig letsel oploopt dat deze daaraan komt te overlijden, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Dat de verdachte zich ook bewust was van deze aanmerkelijke kans blijkt uit zijn eigen verklaring afgelegd ter terechtzitting, waarin hij verklaart dat hij niet te hard mag schudden en dat hij wist dat het niet goed was toen hij tijdens het schudden het hoofdje van [slachtoffer] zag.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in onderhavige zaak sprake is van een contra-indicatie, namelijk de door de verdachte gestelde panieksituatie waarin hij zich bevond.
Vaststaat dat [slachtoffer] in een inbakeringsdekentje lag voordat hij ging slapen. De omstandigheid dat de verdachte [slachtoffer] slap/levenloos heeft aangetroffen, wordt, zoals blijkt uit de verklaring van deskundige Karst, medisch gezien niet ondersteund. Bovendien kon [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank niet zichtbaar slap worden aangetroffen door de verdachte, want dat is immers niet mogelijk als hij strak ingepakt in een inbakeringsdekentje ligt. De rechtbank stelt dan ook vast dat er ten tijde van het schudden door de verdachte geen reden was voor een panieksituatie waardoor geconcludeerd zou moeten worden dat er bij de verdachte geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Dit betekent dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een contra-indicatie die aan het aannemen van het bewijs van voorwaardelijk opzet in de weg staat. Het handelen van de verdachte – namelijk het schudden van [slachtoffer] – kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook heeft aanvaard.
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 - mishandeling van [naam levensgezel]
De verklaringen van [naam levensgezel]
(de ex-partner van de verdachte, hierna: [naam levensgezel] ) heeft (samengevat) bij de rechter-commissaris het volgende verklaard. Zij stond met de verdachte in de keuken en het aanrecht met het kastje eronder was achter haar. De verdachte heeft haar bij de keel gepakt, haar omhoog getrokken en heeft haar vervolgens tegen het aanrecht aan geduwd. Zij is met haar hoofd tegen het kastje daaronder gekomen. Zij heeft hierdoor een verwonding aan haar hals opgelopen, omdat haar huid vast zat tussen de rits van haar jas. De verdachte had haar vast bij haar keel en op die plek zat de rits van haar jas. De rits nam haar vel mee door het vastpakken van de verdachte. Aan de zijkant van haar nek had zij verwondingen door het knijpen. Dit gebeurde op dezelfde dag als waarop de verdachte een asbak naar haar gooide. De asbak, de pot en de deksel kwamen tegen de rechterkant van haar gezicht aan. De asbak zat vol met sigarettenpeuken en as.
Foto’s
Het dossier bevat foto’s van het letsel van [naam levensgezel] .Een verbalisant beschrijft deze foto’s als zes foto’s van een meisje (de rechtbank begrijpt: [naam levensgezel] ) met plekken onder haar mond, op haar wang en hals. Ook zag hij rode vlekken en schrammen en een foto van een enkel die blauw is.
[naam levensgezel] heeft over deze foto’s verklaard dat het letsel aan de rechterkant van haar gezicht is veroorzaakt door de asbak. Zij had daardoor een blauwe plek aan de zijkant onder haar jukbeen, een rode plek op haar jukbeen onder haar oog en een plekje aan de rechterkant van de onderlip.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting (samengevat) verklaard dat hij op 7 april 2019 ruzie had met [naam levensgezel] . Hij was erg boos. Hij heeft haar bij haar jas vastgepakt.Hij heeft de asbak wel gegooid, maar niet in haar richting. De deksel van de asbak is tijdens het gooien van de asbak ervan afgegaan en tegen [naam levensgezel] aangekomen.
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van [naam levensgezel] wordt onderbouwd door het letsel en de verklaring van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat de verdachte [naam levensgezel] tegen een aanrechtkastje heeft geduwd en een asbak in de richting van die [naam levensgezel] heeft gegooid, waardoor zij ook geraakt is. Uit de door de verbalisant beschreven foto’s volgt dat [naam levensgezel] hieraan ook letsel heeft overgehouden.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte op 7 april 2019 [naam levensgezel] heeft mishandeld en acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.