ECLI:NL:RBDHA:2021:2093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
C/09/605023 / KG ZA 20/1261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de selectieprocedure van telers voor het experiment gesloten coffeeshopketen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aurora Nederland B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Aurora, die zich richt op de import en distributie van medicinale cannabis, had een aanvraag ingediend om als teler te worden aangewezen in het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen. Na een selectieprocedure is Aurora niet geselecteerd en op een wachtlijst geplaatst. Aurora vorderde onder andere dat de Staat de huidige procedure tot aanwijzing van telers zou staken en dat zij inzage zou krijgen in alle communicatie met aanvragers na de sluiting van de aanvraagtermijn.

De rechtbank oordeelde dat Aurora niet-ontvankelijk was in haar vorderingen met betrekking tot de selectieprocedure, omdat de bestuursrechtelijke rechtsgang voor haar openstond. Aurora kan bezwaar en beroep instellen tegen de afwijzing van haar aanvraag en de toewijzingsbesluiten van andere telers. De rechtbank benadrukte dat er voldoende waarborgen zijn voor een rechtsgang en dat de burgerlijke rechter niet de aangewezen instantie is voor deze vorderingen.

Wat betreft het verzoek om inzage in de communicatie, oordeelde de rechtbank dat gewichtige redenen zich verzetten tegen toewijzing van dit verzoek, omdat het om bedrijfsgevoelige informatie gaat die de veiligheid van telers kan bedreigen. De rechtbank wees de vorderingen van Aurora af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/605023 / KG ZA 20/1261
Vonnis in kort geding van 24 februari 2021
in de zaak van
Aurora Nederland B.V.te Amsterdam,
eiseres,
advocaten mrs. S. Levelt en L.W. Tellegen te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden(het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. M.R. Botman en J.C. Duyster te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Aurora’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de toelichting op de dagvaarding met nadere producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de bij de mondelinge behandeling door beide partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 1 juli 2020 is de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in werking getreden. Deze wet is nader uitgewerkt in het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen en de Regeling gesloten coffeeshopketen. Tijdens het Experiment gesloten coffeeshopketen (hierna: het experiment) kunnen coffeeshops in maximaal tien Nederlandse gemeenten gereguleerde, op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj verkopen die door maximaal tien telers zullen worden geproduceerd. Telers hebben hiervoor in 2020 een vergunning kunnen aanvragen. Het selectieproces tot aanwijzing van telers voor het experiment is momenteel nog gaande.
2.2.
Aspirant-telers hebben in hun aanvraag moeten aangeven op welke locatie zij hun teellocatie willen vestigen. De burgemeesters van de gemeenten waar aanvragers hun teellocatie willen vestigen zijn in de gelegenheid gesteld om een advies uit te brengen over de consequenties van een eventuele aanvraag voor de openbare orde en veiligheid. Daarnaast vormde een loting onderdeel van de selectieprocedure. Die loting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020.
2.3.
Aurora drijft een onderneming die zich heeft toegelegd op de import en distributie van medicinale cannabis. Zij heeft een aanvraag ingediend om als teler te worden aangewezen in het kader van het experiment. Na beoordeling van de aanvraag van Aurora aan de hand van formele en materiële eisen is die toegelaten tot de loting. Op basis van de loting is Aurora het rangnummer 25 toegekend. Dat betekent dat zij vooralsnog niet bij de geselecteerde telers behoort, maar op een wachtlijst is geplaatst.
2.4.
Onder de tien geselecteerde lotnummers bevinden zich meerdere aanvragen met een locatie in Groningen en Almere. De burgemeesters van deze gemeenten hebben ten aanzien van de individuele telers een positief advies afgegeven, maar hebben ook gemeld dat in hun gemeenten slechts zal worden meegewerkt aan de vestiging van één teeltbedrijf. Die situatie was niet voorzien bij het opstellen van de selectieprocedure. De voor het experiment verantwoordelijke ministers zijn vervolgens nagegaan welke gemeenten in Nederland bereid zouden zijn medewerking te verlenen aan het experiment en hebben de telers naar die gemeenten doorverwezen.

3.Het geschil

3.1.
Aurora vordert, zakelijk weergegeven:
I. de Staat te bevelen om de assistentie aan welke aanvrager dan ook in het kader van het experiment te staken en gestaakt te houden;
II. de Staat te bevelen om de huidige procedure tot aanwijzing van telers voor het experiment te staken en gestaakt te houden, een herbeoordeling van de aanvragers uit te voeren en zo nodig opnieuw een loting te houden;
III. de Staat te bevelen aan Aurora en aan de overige aanvragers afschrift te geven van of inzage te geven in alle communicatie en correspondentie met aanvragers gedateerd na sluiting van de aanvraagtermijn.
3.2.
Daartoe voert Aurora – samengevat – het volgende aan. Het selectieproces voor telers wordt tot dusverre niet met de vereiste zorgvuldigheid, transparantie en onpartijdigheid uitgevoerd. De Staat heeft de in de aanvragen opgenomen locaties, het financieel plan en het productieplan niet met inachtneming van de toepasselijke regels beoordeeld. Dat geldt eveneens voor het advies van de burgemeester. Ingelote aanvragen zijn ondeugdelijk en in zogenoemde Q&A’s heeft de Staat onjuiste informatie verstrekt. Er zijn partijen geselecteerd voor de loting van wie de locatie geen goedkeuring heeft van de burgemeester. Dat is niet te rijmen met de bedoeling van de wettelijke regeling en ook in strijd met de Q&A waarin wordt aangegeven dat het tijdens de selectieprocedure en tijdens het experiment in beginsel niet mogelijk is om de locatie te wijzen. De Staat assisteert partijen achter winnende, maar gebrekkige aanvragen met het alsnog in orde brengen daarvan, voornamelijk met het zoeken van een andere dan de in de aanvraag genoemde locatie. Dat is onrechtmatig.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De Staat heeft allereerst betoogd dat Aurora niet-ontvankelijk is in haar vorderingen omdat de bestuursrechtelijke rechtsgang voor haar openstaat. Dat verweer slaagt voor zover het gaat om de vorderingen I en II. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.2.
Aurora stelt op zichzelf terecht dat op dit moment nog geen bestuurlijke rechtsgang voor haar openstaat, maar dat zal op korte termijn wel het geval zijn. Aurora kan bezwaar en vervolgens beroep instellen tegen het afwijzingsbesluit waarbij haar eigen aanvraag wordt afgewezen en ook – als belanghebbende – tegen de toewijzingsbesluiten waarbij telers worden aangewezen. Volgens de huidige planning van de Staat zullen de toewijzingsbesluiten medio maart worden genomen. Aurora kan de standpunten die zij in deze procedure naar voren brengt over het selectieproces en de assistentie door de Staat op dat moment laten toetsen door de bestuursrechter. De bestuursrechter kan vervolgens in volle omvang beoordelen of de selectie en aanwijzing van de telers rechtmatig heeft plaatsgevonden. Dat de besluiten nu nog niet zijn genomen, betekent niet dat de weg naar de burgerlijke rechter openstaat. Anders dan Aurora betoogt, is geen sprake van een onomkeerbare situatie indien de besluiten worden afgewacht. De bestuursrechter kan ook nadat de besluiten zijn genomen tot het oordeel komen dat de gang van zaken in de aanloop naar de besluiten onrechtmatig was en daar de consequentie aan verbinden dat de selectieprocedure opnieuw zal moeten plaatsvinden. Dat een bestuursrechtelijke procedure enkel zou kunnen leiden tot schadevergoeding, zoals Aurora stelt, is dan ook onjuist. Recente jurisprudentie van de Raad van State toont dat het in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt dat een situatie van onrechtmatige besluitvorming in het kader van de verdeling van schaarse rechten wordt hersteld door nieuwe besluitvorming (zie bijvoorbeeld ABRvS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2607).
4.3.
De conclusie is dat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat voor Aurora. Om die reden is er geen taak voor de burgerlijke rechter weggelegd. Aurora zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen I en II.
4.4.
Wat overblijft ter beoordeling, is de vordering die strekt tot het geven van afschrift van of inzage in alle communicatie en correspondentie met aanvragers gedateerd na sluiting van de aanvraagtermijn. De Staat meent dat deze vordering niet voldoet aan verschillende vereisten die artikel 843a lid 1 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) aan een dergelijke vordering stelt. Wat daar ook van zij, de voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat gewichtige redenen in de zin van artikel 843a lid 4 Rv zich tegen toewijzing van het exhibitieverzoek verzetten. Het is niet in geschil dat de opgevraagde correspondentie onder meer informatie bevat over locaties die (aspirant-)telers nog willen aankopen. Dat is bedrijfsgevoelige informatie over de concurrenten van Aurora. Bovendien zijn de financiële belangen bij een aanwijzing als teler groot en heeft de Staat terecht aangevoerd dat de aard van de branche – die buiten het experiment wordt beheerst door het criminele circuit – meebrengt dat veiligheidsoverwegingen nopen tot het extra zorgvuldig omgaan met het verstrekken van gegevens. De verstrekking kan een risico opleveren voor de aangewezen telers op het gebied van openbare orde en veiligheid. Daarom moet de vertrouwelijkheid van de informatie worden geëerbiedigd. Aurora heeft nog aangevoerd dat zij met haar vordering niet beoogt dat de gegevens aan een ieder openbaar worden gemaakt, maar ook als die alleen aan Aurora worden verstrekt, wordt inbreuk gemaakt op de vertrouwelijkheid daarvan. De suggestie van Aurora om desnoods onder auspiciën van de voorzieningenrechter geanonimiseerde documentatie te laten verstrekken door de Staat is een niet goed werkbare optie die dan ook niet wordt overgenomen. Vordering III zal dus worden afgewezen.
4.5.
Aurora zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af als genoemd onder III;
5.2.
verklaart Aurora niet-ontvankelijk in haar overige vorderingen;
5.3.
veroordeelt Aurora om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten is verschuldigd;
5.5.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.
hvd