ECLI:NL:RBDHA:2021:2042
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door een jongvolwassen asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een jongvolwassen man met de Sierra Leoonse nationaliteit, tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, nadat zijn moeder, referente, in 2010 Nederland was binnengekomen en in 2016 een verblijfsvergunning asiel had gekregen. Eiser was in 2010 achtergelaten bij een vriendin van referente en heeft na het overlijden van deze vriendin in 2015 in haar woning gewoond, met financiële ondersteuning van een vriend en diens vader.
De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat eiser met zijn keuze om in het huis van de vriendin van referente te blijven wonen, een stap naar zelfstandigheid had willen zetten. De rechtbank stelde vast dat eiser gedwongen was om zelfstandig keuzes te maken door de afwezigheid van referente en dat zijn situatie niet als een vrijwillige stap naar zelfstandigheid kon worden beschouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en verklaarde het beroep gegrond, waardoor verweerder een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank veroordeelde verweerder ook in de proceskosten van eiser, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.