ECLI:NL:RBDHA:2021:2040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
NL21.293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening III en de toepassing van de chain rule

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2021 uitspraak gedaan over de verantwoordelijkheid van Nederland voor de asielaanvraag van eiseres, die in 2016 via Italië naar Nederland is gekomen. Eiseres heeft in 2017 en 2018 meerdere asielaanvragen ingediend, maar telkens werd Italië als verantwoordelijke lidstaat aangewezen. De rechtbank oordeelt dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag van eiseres, ongeacht de toepassing van de chain rule onder de Dublinverordening III. De rechtbank stelt vast dat de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig heeft gehandeld om eiseres aan Italië over te dragen, ondanks dat de overdrachtstermijn was verlengd door het onderduiken van eiseres. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris en draagt hem op om eiseres in de nationale asielprocedure op te nemen en een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.293

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Maalsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Reimerink).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.294, plaatsgevonden op 29 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze zaak?
1. Deze zaak gaat over de vraag of Duitsland op grond van de zogenaamde ‘chain rule’ verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Om die vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst ingaan op die ‘chain rule’ en op de verschillende procedures die eiseres heeft doorlopen.
Welke procedures heeft eiseres doorlopen?
2. Op 13 januari 2017 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland ingediend. Het bleek niet mogelijk om haar vingerafdrukken af te nemen. Zij had zich echter samen met haar zoon en schoondochter gemeld en zij verklaarden dat zij gezamenlijk via Italië waren gereisd. Uit Eurodac bleek dat de vingerafdrukken van de zoon en schoondochter van eiseres inderdaad op 29 december 2016 in Italië binnen waren afgenomen. Nederland heeft toen ook eiseres bij Italië geclaimd en daarop heeft Italië niet tijdig gereageerd zodat op 9 april 2017 een fictief claimakkoord tot stand is gekomen. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan en het beroep van eiseres hiertegen is ongegrond verklaard bij uitspraak van 23 juni 2017. [1]
2.1.
Verweerder was voornemens eiseres op 19 juli 2017 over te dragen maar eiseres is op 14 juli 2017 met onbekende bestemming vertrokken. Hiervan heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten op de hoogte gesteld. Uit artikel 29 van de Dublinverordening III [2] volgt dat de overdrachtstermijn daarmee is verlengd tot 18 maanden na het fictieve akkoord, zodat deze op 9 oktober 2018 zou verstrijken.
2.2.
Enkele dagen nadat zij in Nederland met onbekende bestemming was vertrokken heeft eiseres op 18 juli 2017 in Duitsland asiel aangevraagd. De Duitse autoriteiten hebben een claimverzoek ingediend bij Nederland. Dit verzoek is op 1 augustus 2017 afgewezen omdat Italië de verantwoordelijke lidstaat was. De Duitse autoriteiten hebben op 29 augustus 2017 een verzoek aan Italië verzonden. Italië heeft dit verzoek op 30 september 2017 geaccepteerd. Ook Duitsland heeft eiseres niet kunnen overdragen aan Italië omdat zij op 4 juli 2018 met onbekende bestemming is vertrokken, naar eigen zeggen drie dagen voor een geplande overdracht.
2.3.
Eiseres is vervolgens weer teruggereisd naar Nederland waar zij, op 24 juli 2018, voor de tweede keer asiel heeft gevraagd. Op 6 september 2018 is de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft verweerder kenbaar gemaakt dat eiseres zal worden overgedragen aan Italië. Daarbij is overwogen dat de oorspronkelijke overdrachtstermijn nog niet was verstreken, die liep immers nog tot 9 oktober 2018. Eiseres is echter niet aan Italië overgedragen. Zij heeft verklaard dat zij nadien illegaal in Nederland heeft verbleven bij de stichting STIL in Utrecht.
2.4.
Op 21 juli 2020 heeft eiseres de onderhavige, derde, asielaanvraag in Nederland ingediend. Nederland heeft bij Duitsland op 30 september 2020 een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft het claimverzoek van Nederland op 6 oktober 2020 geaccepteerd.
Wat is de ‘chain rule’?
3. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening III dient een lidstaat de verzoeker voor wiens asielverzoek een andere lidstaat verantwoordelijk is, binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek tot terug- of overname, aan de verantwoordelijke lidstaat over te dragen. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt, indien de overdracht niet binnen deze termijn plaatsvindt, de verzoekende lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek. Eveneens op grond van het tweede lid van dit artikel kan deze overdrachtstermijn tot maximaal één jaar worden verlengd wegens gevangenzetting van de vreemdeling, of tot maximaal 18 maanden indien de vreemdeling onderduikt.
3.1.
Artikel 20, tweede lid, van de Dublinverordening II [3] , bevatte de overeenkomende bepaling dat indien de overdracht niet plaatsvond binnen de gestelde termijn van zes maanden, de verantwoordelijkheid berustte bij de lidstaat waar het asielverzoek was ingediend. Daarbij was eveneens opgenomen dat deze termijn tot maximaal 18 maanden kon worden verlengd indien de asielzoeker onderdook.
3.2.
In notulen van een bijeenkomst van het
Dublin II Contact Committeeop 24 en 25 april 2007, staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
”Delegations came to the conclusion that a Member State accepts responsibility for 18 months (if the asylum seeker absconds during the 6 month time limit for transfer) and that this time-limit restarts when the same asylum seeker applies for asylum in a third Member State within the original 18 month time-limit (ie. the ‘chain rule’ as referred to by the Nordic States).”
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat onder de werking van de Dublinverordening II, een termijn van 18 maanden voor overdracht van een ondergedoken vreemdeling, op grond van de ‘chain rule’ opnieuw ging lopen als die vreemdeling in een andere lidstaat een nieuw asielverzoek indiende.
Wat zijn de standpunten van partijen?
4. Onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’sHertogenbosch, van 14 juli 2020 [4] betoogt eiseres dat deze ‘chain rule’ onder Dublinverordening III niet meer van toepassing is. Om die reden is de verantwoordelijkheid van Italië geëindigd 18 maanden nadat Italië fictief akkoord was gegaan met het claimverzoek van Nederland, dus op 9 oktober 2018. Na het verlopen van die overdrachtstermijn is de verantwoordelijkheid van Italië komen te vervallen en is Nederland, als tweede land waar eiseres een aanvraag heeft ingediend, verantwoordelijk geworden. Voor zover deze redenering niet wordt gevolgd, betoogt eiseres dat eiseres ook als laatste in Nederland asiel heeft gevraagd, op 24 juli 2018, en dat zij nadien gedurende meer dan 18 maanden niet is overgedragen.
5. Verweerder betwist dat de ‘chain rule’ niet van toepassing is onder de Dublinverordening III en heeft ook hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. Zoals ter zitting besproken betoogt verweerder dat de ‘chain rule’ geen aparte regel betreft, maar een uitleg van artikel 20 van de Dublinverordening II en daarmee van artikel 29 van de Dublinverordening III. Deze uitleg komt erop neer dat als een asielzoeker de overdracht van een lidstaat (in dit geval Nederland) aan de verantwoordelijke lidstaat (in dit geval Italië) ontwijkt door onder te duiken, een overdrachtstermijn van 18 maanden geldt. Als de asielzoeker binnen die termijn een nieuw asielverzoek indient in een derde lidstaat (in dit geval Duitsland), gaan de op grond van de Dublinverordening geldende termijnen opnieuw lopen. Als die termijnen niet opnieuw zouden gaan lopen zou die derde lidstaat worden geconfronteerd met een aanzienlijke kortere resterende termijn voor overdracht, alleen maar omdat de asielzoeker al eerder in Nederland een verzoek had ingediend en was ondergedoken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Of de ‘chain rule’ onverminderd van toepassing is onder de Dublinverordening III kan in het midden gelaten worden. Vast staat immers dat eiseres op 24 juli 2018 voor de tweede keer een asielaanvraag heeft ingediend, dat Italië op dat moment nog verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan en dat eiseres nadien niet door Nederland aan Italië is overgedragen.
6.1.
Als eiseres zou worden gevolgd in haar betoog dat de ‘chain rule’ niet meer van toepassing is zou, naar de rechtbank begrijpt, de verantwoordelijkheid al sinds oktober 2018 bij Nederland rusten.
6.2.
Als verweerder zou worden gevolgd in het standpunt dat de ‘chain rule’ nog wel van toepassing is, zou de termijn voor overdracht opnieuw zijn gaan lopen op het moment dat eiseres in Duitsland asiel vroeg. Dat betekent dan echter ook dat het vanaf dat moment niet meer aan Nederland, maar aan Duitsland was om eiseres aan Italië over te dragen. Voor een overdracht door Duitsland aan Nederland bestond op dat moment immers geen grond en verweerder heeft het claimverzoek van Duitsland afgewezen omdat niet Nederland, maar Italië de verantwoordelijke lidstaat was. Nu eiseres zich in Duitsland bevond en er geen grond was om haar naar Nederland terug te brengen, was Nederland feitelijk ook niet meer in staat om eiseres aan Italië over te dragen. Als deze redenering wordt gevolgd, valt echter niet in te zien waarom de overdrachtstermijn niet wederom is gestart op het moment dat eiseres, na het onderduiken in Duitsland, op 24 juli 2018 weer in Nederland asiel vroeg. Evenmin valt in te zien waarom het met ingang van die datum niet weer aan Nederland was om voor overdracht van eiseres aan Italië zorg te dragen. Dit was ook het standpunt van verweerder zoals ingenomen in de procedure die leidde tot de reeds genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 juli 2020.
6.2.1.
Verweerder heeft betoogd dat de huidige situatie anders is. Omdat het allereerste akkoord tussen Nederland en Italië op het moment van de tweede asielaanvraag van eiseres nog niet was uitgewerkt, was het niet nodig om een nieuwe claim bij Italië te leggen. Dat houdt volgens verweerder in dat de laatst gelegde claim de Duitse claim is. Na het verlopen van die claim is de verantwoordelijkheid van Italië vervallen en is Duitsland verantwoordelijk geworden.
6.2.2.
Dit betoog volgt de rechtbank niet. Als verweerder van mening was dat het oorspronkelijke akkoord tussen Nederland en Italië nog gold, had hij eiseres binnen die oorspronkelijk termijn over moeten dragen. Dat heeft hij niet gedaan. Als hij meende meer tijd nodig te hebben voor de overdracht had hij gebruik moeten maken van de volgens hem bestaande mogelijkheid om de termijn opnieuw te laten starten op basis van de ‘chain rule’. Dat heeft hij echter niet gedaan en eiseres is ook niet binnen de dan geldende termijn van (maximaal) 18 maanden overgedragen.
6.2.3.
De uitleg van verweerder dat wegens het niet overdragen van eiseres aan Italië de verantwoordelijkheid bij Duitsland is komen te liggen, valt ook niet te rijmen met het doel en de strekking van de Dublinverordening III. Uitgangspunt is immers dat een asielverzoek door een enkele lidstaat wordt behandeld, namelijk de lidstaat die volgens de in hoofdstuk III genoemde criteria verantwoordelijk is. [5] Dat was in dit geval Italië. In geval van secundaire migratie naar andere lidstaten dienen die de asielzoeker op grond van artikel 29 van de Dublinverordening III binnen vastgestelde termijnen aan die verantwoordelijke lidstaat over te dragen. Indien zij daar niet in slagen komt de verantwoordelijkheid bij hen te liggen. Verweerder stelt nu dat de verantwoordelijkheid bij Duitsland is komen te liggen omdat Duitsland niet tijdig zou hebben overgedragen aan Italië. Aangezien eiseres op 24 juli 2018 in Nederland asiel heeft aangevraagd, bevond zij zich op dat moment echter niet langer in de macht van de Duitse autoriteiten, maar in die van de Nederlandse. Verweerder heeft die tweede asielaanvraag afgewezen omdat Italië verantwoordelijk was, maar geen stappen ondernomen om eiseres aan Italië over te dragen. Ook wist verweerder op dat moment dat eiseres in de tussentijd een aanvraag had ingediend in Duitsland, maar dat land is evenmin in kennis gesteld van haar huidige verblijfsplaats. Dat de Duitse autoriteiten de gevolgen moeten dragen van dit stilzitten en zwijgen van de Nederlandse autoriteiten valt niet te rijmen met de hiervoor genoemde strekking van de Dublinverordening III.
Conclusie
7. Het voorgaande betekent dat, ook uitgaande van de ‘chain rule’, het op de weg van verweerder had gelegen om eiseres in ieder geval binnen de volgens de Dublinverordening III geldende termijn na haar tweede asielverzoek aan Italië over te dragen. Nu hij dat niet heeft gedaan is Nederland op grond van artikel 29 van de Dublinverordening verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van eiseres. De omstandigheid dat Duitsland akkoord is gegaan met het claimverzoek van verweerder van 30 september 2020 doet hier niet aan af.
7.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan de bespreking van hetgeen eiseres in het kader van artikel 16 en 17 van de Dublinverordening en het vertrouwensbeginsel naar voren heeft gebracht. De rechtbank draagt verweerder op om eiseres in de nationale asielprocedure op te nemen en een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
7.2.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om eiseres in de nationale asielprocedure op te nemen en een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Özel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 5 maart 2021.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer: AWB 17/10882.
2.Verordening (EU) 604/2013.
3.Verordening (EG) 343/2003.
5.Artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening III.