Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Libische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G.S.S. de Kok, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 10 december 2020 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd opgeheven op 17 december 2020, omdat de eiser was uitgezet. De rechtbank heeft op 21 december 2020 een zitting gehouden, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest, ondanks de stelling van de eiser dat de verbalisanten zonder rechtsgeldige machtiging zijn binnengetreden. De rechtbank concludeerde dat de staandehouding van de eiser rechtmatig was, omdat de machtiging tot binnentreden niet alleen voor de specifieke kamer was afgegeven, maar ook voor de woning als geheel. De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een maatregel van bewaring kan worden opgelegd en de rechtmatigheid van de uitvoering daarvan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gepubliceerd op rechtspraak.nl.