ECLI:NL:RBDHA:2021:17275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL21.9109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die stelt de Liberiaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was op 20 maart 2021 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de processtukken beoordeeld.

Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting en dat er geen actie is ondernomen om hem te presenteren bij de Liberiaanse ambassade. Hij stelt dat zijn gezondheid in het geding is en dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig is. Verweerder daarentegen stelt dat de maatregel rechtmatig is en dat er regelmatig contact is met de Liberiaanse autoriteiten over de afgifte van een laissez-passer.

De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat eiser niet voldoende heeft bijgedragen aan zijn eigen uitzetting. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9109
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Terpstra), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 maart 2021 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1990.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 12 mei 2021 (in de zaak NL21.6673) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Op 22 april 2021 is door verweerder verzocht om een snelle presentatie bij de Liberiaanse ambassade. Op 19 mei 2021 wordt volgens de voortgangsrapportage duidelijk dat er geen link bestaat tussen eiser en Nigeria, en er aldus ook geen laissez passer (lp) traject voor Nigeria zal/kan worden gestart. Er is nadien geen actie meer ondernomen om eiser zo snel mogelijk te presenteren bij de Liberiaanse ambassade. In dit verband stelt eiser dat hij steeds zelf om een vertrekgesprek heeft verzocht en alleen telefonisch te woord wordt gestaan door de regievoerder. Er is geen persoonlijk contact geweest tussen eiser en de regievoerder, ook niet per videoverbinding. Eiser verzoekt telkens om een snelle presentatie bij de Liberiaanse ambassade, omdat dan ook snel duidelijk zal worden of de eerdere non-statement van de Liberiaanse ambassade nog aan de orde is. Hierbij heeft eiser belang vanwege zijn hartproblemen en hoge bloeddruk. Mede gelet op de omstandigheid dat al eerder een non- statement door de Liberiaanse ambassade is afgegeven en geen van de andere trajecten bij Ghana of Nigeria kon worden gestart en niet blijkt dat recent nog door verweerder is aangedrongen op een snelle presentatie bij de Liberiaanse ambassade, vindt eiser dat voortzetten van de bewaring met ingang van 19 mei 2021 onrechtmatig is geweest wegens het ontbreken van voortvarend handelen.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurt. De lp-aanvraag bij de Liberiaanse autoriteiten is nog in behandeling. Zoals uit de voortgangsrapportage blijkt, rappelleert verweerder met regelmaat schriftelijk op deze aanvraag. Verweerder is met betrekking tot een presentatie afhankelijk van de Liberiaanse autoriteiten. Dit is reeds betrokken in de uitspraak van 12 mei 2021. Op 14 juni 2021 is een vertrekgesprek gehouden. Gelet hierop werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. De enkele mededeling van eiser dat hij gepresenteerd wil worden, maakt niet dat verweerder gehouden is dit nogmaals op dossierniveau te beleggen. Hierbij merkt verweerder op dat eiser weliswaar aangeeft gepresenteerd te willen worden, maar dat hij zelf geen enkele inspanning verricht in het kader van de onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. Hij neemt immers zelf geen contact op met zijn familie en met de Liberiaanse ambassade.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting uit Nederland. Verweerder rappelleert regelmatig bij de Liberiaanse autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, laatstelijk op 2 juni 2021. De rechtbank overweegt dat verweerder met betrekking tot de afgifte van een lp afhankelijk is van de Liberiaanse autoriteiten. Niet gebleken dat is dat deze autoriteiten op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken aan eiser. Daarnaast heeft verweerder op 12 mei 2021 en 14 juni 2021 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Dat eiser heeft verzocht om gesprekken, maakt niet dat er sprake is van onvoldoende voortvarend handelen. De rechtbank overweegt dat verweerder dan ook niet meer of andere uitzettingshandelingen diende te verrichten dan hij heeft gedaan. De rechtbank benadrukt dat op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. Hoewel eiser stelt dat hij steeds vraagt om een snelle presentatie bij de autoriteiten, is niet gebleken van concrete handelingen van eiser die zijn vertrek zouden kunnen bespoedigen. Gelet op het
bovenstaande, is op dit moment niet gebleken dat eiser die medewerking verleent. Eisers beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Eiser voert vervolgens aan dat een belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen.
8. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
25 juni 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.