ECLI:NL:RBDHA:2021:17184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/09/584458 / FA RK 19-8968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en afwikkeling huwelijksvermogensregime

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 28 november 2019 een verzoek tot echtscheiding hebben ingediend. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de kinderen en de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime. De partijen zijn ouders van drie minderjarige kinderen, geboren in 2015, 2017 en 2018. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld en een zorgregeling bepaald waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de man verblijven. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld op € 34,- per maand per kind, en de partneralimentatie op € 470,- bruto per maand, te betalen door de vrouw aan de man. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap geregeld, waarbij de echtelijke woning en een woning in Groot-Brittannië aan de respectieve partijen zijn toebedeeld, onder voorwaarden van taxatie en financiering. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten van de toedeling en taxatie door partijen bij helfte worden gedragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 19-8968 (echtscheiding) en FA RK 20-1762 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Zaaknummers: C/09/584458 (echtscheiding) en C/09/590447 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Datum beschikking: 14 april 2021

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 28 november 2019 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat voorheen: mr. I.M.B. Kramer te Amsterdam,
advocaat nu: mr. A.E. Muller te Haarlem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat voorheen: mr. C.C. van Bodegom te ’s-Gravenhage,
advocaat nu: mr. E.A. Slappendel te Gouda.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de vrouw van 27 november 2019, met producties 1 t/m 15;
  • het F9-formulier van 4 december 2019 van de vrouw, met bijlagen;
  • het verweerschrift van de man van 22 januari 2019 met zelfstandige verzoeken, met producties 1 t/m 4;
  • het verweerschrift van de vrouw van 23 maart 2020 tegen de zelfstandige verzoeken van de man, met aanvullende verzoeken en bijlagen 1 t/m 8;
  • het F9-formulier van de vrouw van 22 april 2020, met als bijlagen onder meer het formulier verdelen en verrekenen;
  • het F9-formulier van de man van 22 april 2020, met als bijlage het formulier verdelen en verrekenen;
  • het verweerschrift van de man van 26 februari 2021, met aanvullende verzoeken en bijlagen 5 t/m 18;
  • het F9-formulier van de vrouw van 1 maart 2021, waarin zij bezwaar maakt tegen toelating van het verweerschrift van de man van 26 februari 2021 en de daarin gedane aanvullende verzoeken en bij afwijzing van het bezwaar verzoekt om aanhouding van de mondelinge behandeling en een verweertermijn van 6 weken;
  • het F9-formulier van de vrouw van 1 maart 2021, met als bijlagen producties 26 t/m 44.
Op 9 maart 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, vergezeld door de tolk mevrouw [tolk01] en bijgestaan door haar advocaat,
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [medewerkster RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt tot:
het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen, met nevenvoorzieningen tot:
vaststelling van een door de man, met ingang van de datum van deze beschikking, te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] van € 380,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling van de eerste van de maand te voldoen en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover steeds van de dag volgende op die waarop de verschuldigde alimentatie opeisbaar is geworden tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] bij de vrouw;
het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de daarbij behorende inboedel, gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling), in die zin dat de kinderen van woensdag 15.15 uur tot 18.30 uur bij de man verblijven en op de zaterdag vanaf 10.00 uur tot 18.30 uur, waarbij de kinderen door de man worden opgehaald van school en/of de crèche en/of thuis en om 18.30 uur door de man weer naar de vrouw worden teruggebracht;
primair:
toedeling van de echtelijke woning aan de [adres01] te [plaats01] aan de vrouw, inclusief de daaraan gekoppelde spaarrekeningen ‘Eigen woning’ tegen een nog nader door de rechtbank te noemen makelaar middels een gevalideerde taxatie vast te stellen economische waarde, onder de gelijktijdige verplichting van de vrouw om binnen drie maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de aan de echtelijke woning verbonden hypothecaire geldlening voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en te bewerkstelligen dat de man zal worden ontslagen door de hypotheekbank uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, onder gehoudenheid van de man hieraan zijn volledige medewerking te verlenen, waarbij de overwaarde van de woning ten tijde van de levering door de notaris na verrekening (per datum indiening van het verzoekschrift) van de door de vrouw namens de man betaalde aflossingen (annuïteit) en premies ‘Eigen woning’, en na aftrek van de uit de verdeling voortvloeiende kosten zoals die van de notaris en de makelaar tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld;
zodra de in sub VI bedoelde termijn van drie maanden is verstreken, zonder dat de man zijn daar bedoelde onvoorwaardelijke medewerking heeft verleend: deze beschikking in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring en handtekening van de man benodigd voor de juridische levering van de eigendom van de bedoelde onroerende zaak aan de vrouw en de daarmee verband houdende stukken waaronder begrepen de stukken die het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank en de beperking van het hypotheekrecht betreffen, althans de vrouw als dwangvertegenwoordiger in de plaats van de man te machtigen om met goedkeuring van de rechtbank alle feitelijke en/of rechtshandelingen te verrichten dan wel alle documenten te ondertekenen, waartoe de man uit hoofde van sub VI verzocht is gehouden, een en ander met recht van substitutie;
de termijn als bedoeld in artikel 3:301 lid 1 sub b BW te bepalen op zeven dagen;
toedeling van het onroerend goed staande en geleden te [adres02] , [plaats02] , [district01] , [postcode01] te Groot-Brittannië aan de man, tegen een nog door nader door de rechtbank te noemen makelaar middels een gevalideerde taxatie vast te stellen economische waarde, onder de gelijktijdige verplichting van de man om binnen drie maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de aan de deze woning verbonden hypothecaire geldlening voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en te bewerkstelligen dat de vrouw zal worden ontslagen door de hypotheekbank uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, onder gehoudenheid van de vrouw hieraan haar volledige medewerking te verlenen, waarbij ten tijde van de levering conform het toepasselijke recht de overwaarde van de woning na aftrek van de uit de verdeling voortvloeiende kosten zoals die van de makelaar en/of sollicitor (GB) tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld;
subsidiair:te bepalen dat mochten partijen binnen drie maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand er niet in slagen de aan hen toebedeelde woning in eigendom te verkrijgen, de betreffende woning zal worden verkocht aan een derde met inachtneming van het in sub VI en/of sub IX bepaalde voor zover het dit het recht op verrekening van de door de vrouw betreft ter zake de dor haar betaalde aflossingen (annuïteit) en premies van de spaarrekeningen ‘Eigen woning’;
te bepalen dat binnen één week na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand het saldo per datum van indiening van het verzoekschrift van de ten name van partijen staande bankrekeningen en de en/of rekening zoals bedoeld in randnummer V.3 sub 5.a. tussen partijen worden verdeeld, waarna de man op eerste schriftelijke verzoek van de vrouw gehouden is zijn volledige medewerking te verlenen om de en/of bankrekening op te heffen, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat de man weigert aan het gevorderde te voldoen;
te bepalen dat de man aan de vrouw dient te voldoen de helft van de door hem ontvangen netto huurpenningen van de woning te [plaats02] te Groot-Brittannië, te rekenen per datum indiening verzoekschrift (27 november 2019) tot aan het moment waarop de betreffende woning aan de man wordt geleverd dan wel aan een derde wordt verkocht;
te bepalen dat binnen één week na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de saldi van de ten name van partijen staande beleggingsrekeningen zoals benoemd in randnummer V.3. sub 5.a. per datum van de feitelijke verdeling tussen partijen worden verdeeld;
vermeerderd bij verweerschrift van 23 maart 2020:te bepalen dat de auto Ford Galaxy 1.5 EcoBoost met kenteken [kenteken01] onder verrekening van de waarde zoals benoemd in randnummer V.7. aan de vrouw wordt toebedeeld en de auto MG Roadster met kenteken [kenteken02] aan de man onder verrekening van de waarde zoals benoemd in randnummer V.7. met de vrouw en te bepalen dat de man gehouden is binnen een maand na deze beschikking de papieren van de auto merk Ford Galaxy 1.5. Ecoboost met kenteken [kenteken01] aan de vrouw af te geven bij gebreke waarvan de man per dag van niet nakoming een dwangsom zal verbeuren van € 10,- per dag;
te bepalen dat ieder van partijen de schuld die op zijn of haar naam staat zoals benoemd in randnummer V.3 sub 3.P en sub 4.P voor diens rekening neemt, met gehoudenheid van de andere partij de helft van die schuld zoals die was per de datum van indiening van het verzoekschrift, aan deze partij te voldoen;
te bepalen dat ieder van partijen gehouden is zijn of haar deel van de persoonlijke lening van partijen afgesloten bij de [bank01] met [IBAN01] van € 26.741,19 voor diens rekening neemt, alsmede dat bij uitwinning van de vrouw door de [bank01] de vrouw een vorderingsrecht heeft op de man ten grootte van het bedrag van de uitwinning,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert – onder referte ten aanzien van het uitspreken van de echtscheiding (sub I) en de bepaling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw sub (III) – verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast heeft de man nog zelfstandig verzocht om:
de echtscheiding tussen partijen uitspreken, met zelfstandige nevenvoorzieningen tot:
het verzoek de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] bij de vrouw te bepalen toe te wijzen;
een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen één keer in de veertien dagen van vrijdagavond 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man kinderen weer naar de vrouw terugbrengt, met vaststelling van een verdeling van de vakanties en feestdagen conform het schema van de man;
vaststelling van een door de man te betalen kinderalimentatie als de rechtbank juist acht;
het verzoek van de vrouw betreffende de woning in Nederland (VI, VII, VIII en X) af te wijzen en te bepalen dat:
  • de woning wordt getaxeerd door een door de rechtbank te benoemen makelaar, welke kosten door partijen bij helfte worden gedragen;
  • de voormalige echtelijke woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening aan de vrouw worden toegedeeld mits de man ontslagen wordt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en de helft van de overwaarde van de woning ten tijde van de levering door de notaris (na verrekening (per datum indiening verzoekschrift) van de voor de vrouw namens de man betaalde aflossingen (annuïteit) en het spaarbedrag (Spaarrekening Eigen woning) en aflossing van de lening bij de [bank01] (met [IBAN01] )) aan de man wordt voldaan;
  • aan de vrouw een termijn van zes weken na afgifte van deze beschikking wordt geboden om de woning over te nemen en de man ontslagen te krijgen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
  • de kosten van de toedeling en levering ten laste van de vrouw worden gebracht;
  • indien het voor de vrouw binnen de gestelde termijn niet dan wel niet tijdig mogelijk blijkt te zijn om de woning over te nemen en de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, de woning aan een derde(n) verkocht dient te worden;
  • de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen, om binnen zeven weken na de beschikking, aan de makelaar die ook de woning heeft getaxeerd opdracht te geven tot verkoop van de woning voor een door deze makelaar te bepalen martkconforme vraag- en laatprijs, tenzij partijen over de vraag- en laatprijs eensluidend een andere opvatting zijn toegedaan (met daarbij alle Funda promotiemiddelen);
  • indien de vrouw niet voldoet aan het hiervoor bepaalde, deze beschikking in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening(en) van de vrouw die nodig is of zijn om de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken;
  • de vrouw te veroordelen haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het verkooptraject met betrekking tot de woning, waaronder – maar niet beperkt tot – in ieder geval:
- het ongehinderd toegang verschaffen aan de makelaar (medewerkers verbonden aan het makelaarskantoor), aan geïnteresseerde kopers en aan de man mits hij vergezeld wordt door de makelaar;
- de sleutel aan de makelaar ter beschikking te stellen;
- het verkoopklaar maken, schoonmaken en -houden van de woning;
- het zich onthouden van handelingen die de verkoop tegenwerken;
  • de vrouw te veroordelen om de uiteindelijke koopovereenkomst met betrekking tot voornoemde woning te ondertekenen, bij gebreke waarvan deze beschikking in de plaats treedt van de benodigde handtekening van de vrouw;
  • de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de levering van voornoemde woning aan derden, bij gebreke waarvan deze beschikking in de plaats zal reden van de benodigde handtekening van de vrouw onder de notariële leveringsakte;
  • de vrouw te veroordelen de voornoemde woning uiterlijk één week voor levering van de woning aan derden leeg en ontruimd en in goede staat ter beschikking te stellen en deze woning te verlaten en niet verder te betreden, waarbij de man wordt gemachtigd de woning te ontruimen met behulp van de sterke arm;
  • de op de woning rustende gezamenlijke schulden bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zullen worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning en de aan de verkoop verbonden kosten worden voldaan;
  • de overwaarde van de woning door de notaris na verrekening (per datum indiening verzoekschrift) van de door de vrouw namens de man betaalde aflossingen (annuïteit) en het spaarbedrag (Spaarrekening Eigen woning), na aflossing van de lening bij de [bank01] ( [IBAN01] ) en na aftrek van de uit de verdeling voortvloeiende kosten zoals die van de notaris en de makelaar tussen partijen bij helfte dienen te worden verdeeld;
het verzoek van de vrouw betreffende de onroerende zaak in Groot-Brittannië (IX, X, XII) af te wijzen en te bepalen dat:
  • het onroerend goed staande en gelegen te [adres02] , te [plaats02] , [district01] , [postcode01] te Groot-Brittannië, tegen een nog door de rechtbank nader te benoemen makelaar middels een gevalideerde taxatie vast te stellen waarde aan de man wordt toegedeeld, onder de gelijktijdige verplichting van de man om binnen vier weken na verkoop en levering van de echtelijke woning de aan deze woning verbonden hypothecaire geldlening voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en te bewerkstelligen dat de vrouw zal worden ontslagen door de hypotheekbank uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, onder gehoudenheid van de vrouw hieraan haar volledige medewerking te verlenen, waarbij ten tijde van de levering conform het toepasselijke recht de overwaarde van de woning na aftrek van de uit de verdeling voortvloeiende kosten zoals die van de makelaar en/of sollicitor (GB) tussen partijen bij helfte dien te worden verdeeld;
  • netto ontvangen huurpenningen van de woning te [plaats02] ad PM te rekenen per datum indiening verzoekschrift (27 november 2019) tot het moment waarop de woning wordt verkocht en geleverd conform het toepasselijke recht tussen partijen wordt verdeeld;
het verzoek van de vrouw betreffende de bankrekeningen (XI) af te wijzen en te bepalen dat:
  • binnen veertien dagen na de datum van de echtscheidingsbeschikking het saldo per datum van indiening van het verzoekschrift van de ten name van partijen staande bankrekeningen (betaal- en spaarrekeningen) zoals genoemd in V.3. sub 5a tussen partijen wordt verdeeld;
  • de vrouw/de man op eerste schriftelijk verzoek van de man/de vrouw gehouden is haar/zijn volledige medewerking te verlenen om de en/of bankrekening op te heffen dan wel aan de vrouw toe te delen, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat de vrouw/de man weigert aan het gevorderde te voldoen;
  • het verzoek met betreffende de beleggingsrekeningen (XIII) toe te wijzen, met dien verstande dat hieraan wordt toegevoegd dat partijen binnen veertien dagen na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand de andere partij informeert (onder gelijktijdige verstrekking van een gevalideerd document van de bank) over de hoogte van het alsdan bestaande saldo op de op zijn/haar naam staande beleggingsrekening zoals genoemd in V.3 sub 5 a;
het verzoek betreffende de auto’s (XIV) af te wijzen en te bepalen dat de auto van bet merk Ford Galaxy 1.5 Eco Boost met kenteken [kenteken01] aan de vrouw wordt toegedeeld met de verplichting binnen één week na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de man een bedrag te voldoen van PM te vermeerderen met wettelijke rente daarover gerekend acht dagen na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand;
het verzoek betreffende de creditcardschulden (XV) toe te wijzen met dien verstande dat hieraan wordt toegevoegd dat de vrouw binnen een week na de datum van de echtscheidingsbeschikking officiële documenten verstrekt waaruit de hoogte volgt van de op haar naam staande creditcardschuld en een toelichting op de hoogte van de schuld onder verbeurte van een dwangsom van € 10,- voor elke dag dat de vrouw weigert aan het gevorderde te voldoen;
het verzoek betreffende de persoonlijke lening bij [bank01] (XVI)
primair:af te wijzen en partijen te verplichten de geldlening af te lossen met de gelden op de bankrekening, dan wel de overwaarde uit de woning,
subsidiair:het verzoek toe te wijzen met dien verstande dat hieraan wordt toegevoegd: “alsmede dat bij uitwinning van de man door de [bank01] de man een vorderingsrecht heeft op de vrouw ten grootte van het bedrag van de uitwinning”;
de echtscheiding uit te spreken tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum01] 2013 te [huwelijksplaats01] , Ierland;
aan de man toe te delen de inboedelgoederen zoals genoemd onder 7.5,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert hiertegen op 23 maart 2020 verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast vermeerdert de vrouw haar verzoek onder XIV en verzoekt zij nog aanvullend te bepalen dat:
de man aan de vrouw een kopie conform het origineel van alle gegevens van zijn pensioen, opgebouwd in en buiten Nederland, in het geding dient te brengen en hij bij gebreke daarvan een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw gedane verzoeken op 23 maart 2020, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de man nog zelfstandig aanvullend:
de vrouw te veroordelen aan de man een kinderalimentatie van € 130,- per maand per kind te voldoen, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
de vrouw te veroordelen, met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, een bijdrage in de kosten van levensonderhoud (hierna: partneralimentatie) van de man te betalen van € 2.395,- bruto per maand, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht;
het onroerend goed staande en gelegen te [adres02] , te [plaats02] , [district01] , [postcode01] te Groot-Brittannië, tegen een door nog nader door de rechtbank te benoemen makelaar door middel van een gevalideerde taxatie vast te stellen waarde aan de man toe te delen, onder de verplichting om uiterlijk binnen vier weken na verkoop en levering van de echtelijke woning te [plaats01] aan de vrouw de aan deze woning te Groot-Brittannië verbonden hypothecaire geldlening voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en te bewerkstelligen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, onder gehoudenheid van de vrouw hieraan haar volledige medewerking te verlenen, waarbij ten tijde van de levering conform het toepasselijk recht de overwaarde van de woning na verrekening van de door de man betaalde aflossingen (vanaf 27 november 2019) en de kosten in verband met de verhuur en de uitzettingsprocedure, alsmede na aftrek van de uit de verdeling voortvloeiende kosten zoals die van de makelaar en/of sollicitor (GB) tussen partijen bij helfte dient te worden gedeeld;
de netto ontvangen huurpenningen van de woning te [plaats02] te rekenen per datum indiening verzoekschrift (27 november 2019) tot het moment waarop de woning wordt verkocht en geleverd, conform het toepasselijk recht tussen partijen wordt verdeeld;
te bepalen dat ieder der partijen de creditcardschuld die op zijn/haar naam staat voor zijn/haar rekening neemt, onder de gehoudenheid van de andere partij om de helft van die schuld per peildatum 27 november 2019 te vergoeden;
te bepalen dat de vrouw gehouden is tot betaling van een bedrag van € 3.748,- uit hoofde van de door haar teveel ontvangen kinderopvangtoeslag en de vrouw te veroordelen tot betaling van dit bedrag van € 3.748,- aan de man dan wel de man toe te staan dit bedrag te verrekenen met de helft van de door de man aan de vrouw te vergoeden saldi in het kader van de verdeling van zijn bank- en spaarsaldi;
te bepalen dat de belastingaanslagen gelijkelijk door partijen zullen worden gedragen dan wel de belastingteruggaven gelijkelijk worden gedeeld over de huwelijkse jaren 2018 en 2019;
te bepalen dat de vrouw gehouden is tot afgifte van verificatoire bescheiden van de door haar tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken in en buiten Nederland, zulks af te geven binnen veertien na afgifte van deze beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
Voorafgaand aan en tijdens de zitting heeft de vrouw bezwaar gemaakt tegen toelating van de door de man bij verweerschrift van 26 februari 2021 gedane kinder- en partneralimentatieverzoeken. Voor zover de rechtbank de verzoeken zal toelaten, heeft de vrouw verzocht om een nadere termijn voor het indienen van een inhoudelijk verweer.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de vrouw met toelating van die verzoeken niet in haar procesbelang geschaad. Immers heeft de vrouw zelf verzocht om een kinderalimentatie, zodat zij in ieder geval in staat moet kunnen worden geacht ter zitting inhoudelijk verweer te voeren ten aanzien van het verzoek van de man tot een kinderalimentatie. Datzelfde geldt voor het verzoek van de man tot een partneralimentatie nu voor dat verzoek nagenoeg dezelfde informatie van belang is.

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [huwelijksdatum01] 2013 te [huwelijksplaats01] , Ierland.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,
  • [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats01] en
  • [minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2018 te [geboorteplaats01] .
  • De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
  • De rechtbank heeft op [beschikkingsdatum01] 2019 voorlopige voorzieningen getroffen, welke beschikking op [datum01] 2020 is aangevuld, inhoudende dat:
  • de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres01] te [plaats01] ( [postcode02] ), met inbegrip van de inboedel;
  • [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] aan de vrouw zijn toevertrouwd;
  • de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben wekelijks op woensdag en op zaterdag, waarbij hij de kinderen op woensdag om 12.15 uur uit school ( [voornaam minderjarige01] ) en crèche of bij de vrouw ( [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] ) ophaalt, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] naar ballet brengt en de kinderen na het eten om 18.30 uur weer terugbrengt naar de vrouw en op zaterdag de kinderen na het ontbijt (10.00 uur) ophaalt bij de vrouw, met hen naar zwemles gaat en hen na het eten (18.30 uur) weer terugbrengt naar de vrouw;
  • een door de man, met ingang van 1 november 2019, te betalen voorlopige kinderalimentatie is vastgesteld van € 346,- per maand per kind.
  • Bij aangehecht proces-verbaal bij voornoemde beschikking zijn partijen ook verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding.
  • Blijkens de door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde Basisregistratie Personen bezit de vrouw de Ierse nationaliteit en de man de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aangezien de vrouw en de man beiden hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding op grond van artikel 3 van de Verordening van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheden en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis) rechtsmacht toe.
De rechtbank zal op grond van artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) Nederlands recht op de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
Door geen van beide ouders is een ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid beide ouders niet-ontvankelijk te verklaren in de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Gebleken is dat sprake is van echtscheidingsproblematiek tussen partijen en uiteenlopende visies over de (on)veiligheid van de kinderen bij de man zowel in het verleden als in het heden. Het is de ouders op dit moment, zelfs met behulp van een professionele begeleider bij het traject ouderschapsbemiddeling, nog niet gelukt om overeenstemming te bereiken over een (uitbreiding van de) (on)begeleide zorgregeling en een verdeling van de vakanties en feestdagen. Gelet hierop, oordeelt de rechtbank dat het in dit geval voor beide ouders niet mogelijk is om een door hen beiden ondertekend ouderschapsplan te overleggen. Omdat aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de vrouw en de man ontvangen in de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Inhoudelijke beoordeling
Aangezien beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zal de rechtbank de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding toewijzen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] is in Nederland. Dat betekent dat de
Nederlandse rechter op grond van artikel 8 Brussel II-Bis internationaal bevoegd is om te beslissen over de verzoeken tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling.
Op grond van artikel 15 van het HKBV (Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299) zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op deze verzoeken.
Hoofdverblijfplaats
De man refereert zich aan het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] bij haar. De rechtbank zal aldus beslissen, nu zij dit eveneens in het belang van de kinderen acht.
Zorgregeling
Uit de stukken en ter zitting is duidelijk geworden dat de ouders met behulp van een professionele begeleider bij het traject ouderschapsbemiddeling een voorlopige zorgregeling zijn overeengekomen. De kinderen verblijven een weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 18.30 uur bij de man. De meerderjarige dochters van de man (uit zijn eerdere huwelijk) zijn afwisselend tijdens de nachten aanwezig. Op dit moment wordt gewerkt aan een
safetyplanom over te kunnen gaan naar een onbegeleide zorgregeling.
De rechtbank overweegt dat de ouders het eens zijn over het uitgangspunt dat de kinderen op termijn een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de man zullen verblijven, zoals door de man verzocht. Ook zijn zij het eens over het uitgangspunt dat de vakanties en feestdagen bij helfte zullen worden verdeeld. Over de termijn waarop de door de man verzochte zorgregeling en een vakantieregeling zou kunnen ingaan zijn zij het echter niet eens.
Aangezien de ouders op dit moment nog deelnemen aan het traject ouderschapsbemiddeling bij Kenniscentrum Kind en Scheiding en zij daar werken aan een
safetyplan, acht de rechtbank het van belang dat de ouders daar in onderling overleg en onder begeleiding van een professionele hulpverlener van het traject ouderschapsbemiddeling een uitbreiding van de voorlopige zorgregeling overeenkomen. Wel zal de rechtbank de door de man verzochte definitieve zorgregeling met ingang van 1 augustus 2021 vaststellen, zodat duidelijk is binnen welke termijn naar de uiteindelijke zorgregeling dient te zijn toegewerkt. Ook zal de rechtbank bepalen dat de vakanties en feestdagen bij helfte zullen worden verdeeld. Daarbij acht de rechtbank het eveneens van belang dat de ouders in onderling overleg en onder begeleiding van een professionele begeleider van het traject ouderschapsbemiddeling de concrete invulling van die verdeling overeenkomen. De rechtbank kan zich voorstellen dat sprake zal zijn van een opbouw voordat de kinderen tijdens de vakanties aaneengesloten weken bij de man zullen verblijven. De rechtbank geeft beide ouders daarbij in overweging vooral aan het belang van kinderen te denken, maar ook aan het belang van de andere ouder, bijvoorbeeld bij een mogelijke vakantie naar Ierland.
Het over en weer meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van de verzochte kinderalimentatie als nevenvoorziening (artikel 3, sub c van de Verordening van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (de Alimentatieverordening).
Nu de kinderen, als onderhoudsgerechtigden, hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van een kinderalimentatie (artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007).
Behoefte
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat op basis van hun beide inkomens sprake was van een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 6.000,- per maand of hoger in 2019 en daarmee van een gemaximeerde tabelbehoefte. Wel is tussen partijen in geschil of de tabelbehoefte van de kinderen moet worden verhoogd met de door de vrouw gestelde opvang-/oppaskosten van € 1.275,- per maand. Dit bedrag bestaat uit netto opvangkosten en kosten van een au pair van € 150,- per week. Hoewel de man niet betwist dat partijen tijdens het huwelijk een au pair in dienst hadden, stelt hij zich op het standpunt dat de behoefte van de kinderen inmiddels is verlaagd doordat de vrouw met ingang van februari dit jaar minder is gaan werken. Hierdoor is de vrouw immers meer beschikbaar voor de kinderen en behoeft zij minder gebruik te maken van de kinderopvang en/of een au pair.
De rechtbank stelt voorop dat in het tabelbedrag alle normale kosten van de kinderen zijn verdisconteerd. Wel kunnen volgens de richtlijn Expertgroep Alimentatienormen hoge oppaskosten in verband met de verwerving van inkomsten aangemerkt worden als bijzondere kosten die niet in de tabel zijn verwerkt. Aangezien de verkorting van de arbeidsduur van de vrouw pas met ingang van februari van dit jaar is ingegaan en de rechtbank, zoals hierna bij de beoordeling van haar draagkracht zal blijken, rekening zal houden met het inkomen van de vrouw gebaseerd op haar eerdere arbeidsduur van 40 uur per week, ziet de rechtbank geen aanleiding om reeds uit te gaan van een verlaagde behoefte van de kinderen. Gelet op de omstandigheid dat de vrouw nagenoeg de volledige zorg voor de kinderen heeft en gelet op het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de draagkracht van de vrouw, ligt het in de lijn der verwachting dat zij ter verwerving van inkomsten weer (volledig) gebruik zal gaan maken van de kinderopvang en een au pair, zoals ten tijde van het huwelijk ook gebruikelijk was.
De rechtbank is, anders dan de man, van oordeel dat de vrouw de opvang-/oppaskosten voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank zal dus, naast een gemaximeerde tabelbehoefte voor de drie kinderen samen van € 1.585,- per maand in 2019, rekening houden met € 1.275,- per maand aan opvang-/oppaskosten. Geïndexeerd naar 2021 bedraagt de tabelbehoefte afgerond € 1.633,- per maand. De totale behoefte van de kinderen bedraagt in 2021 dan € 2.908,- wat neerkomt op afgerond € 969,- per maand per kind.
Vervolgens moet worden beoordeeld in welke verhouding tussen partijen deze behoefte moet worden verdeeld.
Draagkracht man
De rechtbank zal voor de bepaling van de financiële draagkracht van de man, anders dan de vrouw, uitsluitend uitgaan van zijn huidige WW-uitkering van € 3.140,58 per maand en een nabestaandenpensioen van € 644,- bruto per jaar.
Gelet op het feit dat de man in plaats van het door hem gestelde voormalig bruto jaarsalaris over 2019 van € 103.499,-, met ingang van 1 januari 2020 een WW-uitkering van € 3.140,58 bruto per maand ontvangt, hij nog altijd een kinderalimentatie van € 346,- per maand per kind is blijven betalen alsook zijn lasten voor zijn huurwoning in Nederland (€ 2.095,- per maand) en de door hem voldane lasten voor de gemeenschappelijke woning in Groot-Brittannië, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de man de door hem gestelde ontbindingsvergoeding van € 70.000,- ter voldoening van voornoemde kosten volledig heeft aangewend.
De rechtbank zal evenmin rekening houden met een hogere verdiencapaciteit van de man. Aangezien de man onweersproken heeft gesteld dat hij nog geen zicht heeft op een nieuwe dienstbetrekking en dat hij nog herstellende is van een operatie aan zijn arm, is de rechtbank van oordeel dat daar op dit moment nog niet op vooruit kan worden gelopen. Wel geeft de rechtbank de man mee dat hij, in het licht van zijn onderhoudsverplichting, een inspanningsverplichting heeft om een passende baan te vinden bij zijn werkervaring en opleidingsniveau.
Verder zal de rechtbank geen rekening houden met inkomen uit sparen en beleggen in het kader van de gemeenschappelijke woning in Groot-Brittannië. Enerzijds omdat partijen het erover eens zijn dat deze inkomsten een rol moeten spelen bij de verdeling van het huwelijksvermogen van partijen. Anderzijds omdat de man gesteld heeft al enige tijd geen huurinkomsten te ontvangen en niet op voorhand kan geworden aangenomen dat de man deze inkomsten in de toekomst wel zal hebben. Immers, indien de man niet in staat is om de vrouw ten aanzien van de woning in Groot-Brittannië uit te kopen, zal die woning moeten worden verkocht en kan die woning niet meer worden verhuurd. Mocht de man wel in staat zijn de woning in Groot-Brittannië over te nemen en alsdan sprake zijn van huurinkomsten in de toekomst, dan is het aan de man om de vrouw hierover te informeren en de kinderalimentatie, al dan niet met behulp van de advocaten, daarop aan te passen.
Uitgaande van bovenstaande inkomensgegevens en rekening houdend met de algemene heffingskorting, berekent de rechtbank het NBI van de man op € 2.299,- per maand.
Aangezien het NBI van de man hoger is dan € 1.700,- netto per maand, zal de rechtbank voor de berekening van zijn draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 x NBI + 1000)] conform de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen en de draagkrachttabel (2021) als uitgangspunt nemen. De draagkracht van de man bedraagt dan:
70% x [2.299 – (689,70 + 1000)] = afgerond € 426,- per maand.
Draagkracht vrouw
De rechtbank zal voor de bepaling van de financiële draagkracht van de vrouw uitgaan van haar oude inkomen, gebaseerd op een arbeidsduur van 40 uur per week. De vrouw stelt weliswaar dat zij sinds kort minder uren werkt en daarom een lager inkomen heeft, maar de stellingen van de vrouw leiden niet tot de conclusie dat zij genoodzaakt was minder te gaan werken. Voor zover zij inderdaad met haar werkgever heeft afgesproken dat zij nog slechts 20 uur per week zal werken, kan de vrouw van het daarmee gepaard gaande inkomensverlies een verwijt worden gemaakt.
De rechtbank zal daarom geen rekening houden met het gestelde inkomensverlies, maar uitgaan van een bruto maandinkomen van € 10.161,11, vermeerderd met een vergoeding voor pensioen van € 1.646,10 bruto per maand en vakantietoeslag.
Uitgaande van bovenstaande inkomensgegevens en rekening houdend met de algemene heffingskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 7.316,- per maand.
Nu ook het NBI van de vrouw hoger is dan € 1.700,- netto per maand, zal de rechtbank voor de berekening van haar draagkracht dezelfde formule als uitgangspunt nemen. De draagkracht van de vrouw bedraagt dan: 70% x [7.316 – (2.194,80 + 1000)] = afgerond € 2.885,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt € 426,- + € 2.885,- = 3.311,- per maand.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 426 / 3311 x 2908 = € 374,- afgerond
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 2885 / 3311 x 2908 =
€ 2.534,- afgerond
samen € 2.908,-
Van de totale behoefte van de kinderen komt dus een gedeelte van € 374,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 2.534,- per maand voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
Voor wat betreft de zorgkorting volgt de rechtbank ook de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid zorg. Gelet op de zorgregeling die de rechtbank met ingang van 1 augustus 2021 zal vaststellen met een verdeling van de vakanties bij helfte, zal de rechtbank rekening houden met een zorgkorting van 25%.
De zorgkorting bedraagt 25% van de tabelbehoefte van de kinderen, dus afgerond € 408,- per maand. De kosten van de kinderen tijdens hun verblijf bij de man, overstijgen zijn draagkracht met € 34,- per maand (€ 374,- -/- € 408,-). Hierdoor kan de man in aanmerking komen voor een vergoeding van de vrouw als zijnde een bijdrage in zijn zorgkosten zolang dat haar draagkracht niet overstijgt. Bij de vrouw bestaat gelet op haar aandeel in de kosten van de kinderen en haar draagkracht nog ruimte om de benodigde bijdrage van € 34,- per maand aan te man te voldoen.
Conclusie
De rechtbank zal een door de vrouw, met ingang van heden, aan de man te betalen bijdrage van € 34,- per maand vaststellen, als zijnde een bijdrage voor de zorgkosten voor [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] samen. Het over en weer meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van de verzochte partneralimentatie als nevenvoorziening (artikel 3, sub c van de Alimentatieverordening).
Nu de man, als onderhoudsgerechtigde, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van een partneralimentatie (artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007).
Ontbreken lotsverbondenheid
De vrouw beroept zich op het ontbreken van de lotsverbondenheid.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of aan de man een uitkering tot levensonderhoud moet worden toegekend en zo ja, tot welk bedrag, rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder ook niet-financiële factoren, zoals gedragingen van de man. Daarbij geldt als criterium of er feiten en omstandigheden zijn, in verband waarmee van de vrouw in redelijkheid niet kan worden verlangd tot het levensonderhoud van de man bij te dragen dan wel die bijdrageplicht te matigen en daarmee of aan de lotsverbondenheid, die ontstaan is door het huwelijk en daarna nog doorwerkt, een einde is gekomen. Dit kan onder meer aan de orde zijn bij grievend gedrag van de ene gewezen echtgenoot ten opzichte van de ander. In het algemeen geldt dat bij de beoordeling of er zich in een concreet geval een situatie voordoet als hierboven beschreven, terughoudendheid dient te worden betracht, dit vanwege het onherroepelijke karakter van zo’n beslissing. Voorts dient bij de beoordeling rekening te worden gehouden met het gegeven dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is dat een relatiebreuk gepaard gaat met de nodige emoties. Niet iedere vorm van grievend gedrag is daarom aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen of te beëindigen.
Naar het oordeel van rechtbank is van omstandigheden zoals hiervoor genoemd uit de stellingen van de vrouw niet gebleken. Het beroep van de vrouw op het ontbreken van de lotsverbondenheid wordt daarom afgewezen.
Behoefte
Voor de bepaling van de (aanvullende) behoefte van de man zijn partijen het erover eens dat kan worden aangesloten bij zogenaamde hof-norm. De hof-norm is de vuistregel waarbij de totale behoefte van een echtgenoot wordt gesteld op 60% van het netto gezinsinkomen kort voor het feitelijk uiteengaan van partijen dat overblijft na aftrek van de eventuele kosten van kinderen.
Voor de bepaling van het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen in 2019 zal de rechtbank uitgaan van de door de man overgelegde berekening als productie 11, zoals deze ook ter zitting als uitgangspunt is genomen voor het partijdebat. Hieruit volgt een netto besteedbaar gezinsinkomen tijdens huwelijk van € 10.509,- per maand. Hiervan dienen de kosten van de kinderen in 2019 te worden afgetrokken. Voor het levensonderhoud van partijen was aldus een bedrag van € 7.649,- (€ 10.509,- - € 1.585,- - € 1.275,-) beschikbaar.
De behoefte van de man bedraagt conform de hof-norm dan afgerond € 4.589,- netto per maand (60% van € 7.649,-). Geïndexeerd naar 2021 bedraagt de behoefte van de man afgerond € 4.845,-.
Op de netto behoefte van de man dient zijn netto besteedbaar inkomen in mindering te worden gebracht. Evenals bij de kinderalimentatie zal de rechtbank uitgaan van een netto besteedbaar inkomen van € 2.299,- per maand. Om dezelfde redenen als overwogen bij de kinderalimentatie zal de rechtbank geen rekening houden met een hogere verdiencapaciteit van de man of met inkomen uit sparen en beleggen. De stelling van de vrouw dat de man moet interen op zijn vermogen volgt de rechtbank evenmin. Immers, nu is nog niet duidelijk over hoeveel vermogen partijen na de afwikkeling van hun huwelijksvermogensregime concreet zullen beschikken. Daarnaast acht de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, het aannemelijk dat de man zijn ontbindingsvergoeding al volledig heeft aangewend ter voldoening van de vastgestelde voorlopige kinderalimentatie en lasten. Verder interen op zijn vermogen kan van hem niet worden gevergd.
Gelet op het voorgaande bedraagt de aanvullende behoefte van de man € 2.290,- netto per maand (€ 4.589,- - € 2.299,-), wat gebruteerd neerkomt op € 4.916,- per maand.
Draagkracht vrouw
De rechtbank zal voor de bepaling van de financiële draagkracht van de vrouw, evenals bij de kinderalimentatie en met verwijzing naar hetgeen zij over de verdiencapaciteit van de vrouw heeft overwogen, uitgaan van een bruto maandinkomen van € 10.161,11, vermeerderd met een vergoeding voor pensioen van € 1.646,10 bruto per maand en vakantietoeslag. Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met een eigenwoningforfait van € 2.500,- per jaar en de hypotheekrente van € 20.000,- per jaar. Deze twee posten zijn immers onweersproken gebleven.
Uitgaande van bovenstaande inkomensgegevens en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 7.847,-.
De rechtbank neemt verder de volgende niet – dan wel onvoldoende – betwiste lasten van de vrouw, zoals opgenomen in de draagberekening die ter zitting als uitgangspunt is genomen, in aanmerking:
  • hypotheekrente van € 1.667,- per maand;
  • hypotheekaflossing van € 50,- per maand;
  • de nominale premie basisverzekering ZVW van € 120,- per maand;
  • het verplicht eigen risico van € 385,- per jaar.
Ook zal de rechtbank het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel van de premie ZVW van € 34,- per maand en een ‘gemiddelde basishuur’ van € 230,- per maand in mindering brengen op respectievelijk de ziekte- en woonkosten. Tot slot zal de rechtbank rekening houden met een forfait aan overige eigenaarslasten van € 95,- per maand.
Voor de vrouw geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60%.
Op grond van het voorgaande bedraagt de draagkrachtruimte van de vrouw € 4.724,- per maand. Hiervan is 60% beschikbaar voor partneralimentatie, wat neerkomt op een bedrag van € 2.834,- netto per maand. Daarop wordt een bedrag van € 2.566,- per maand in mindering gebracht als zijnde het aandeel van de vrouw in de kosten van de kinderen, inclusief de aan de man te betalen bijdrage in zijn zorgkosten. Hierna resteert een bedrag van € 266,- per maand dat beschikbaar is voor partneralimentatie. Gebruteerd komt dit neer op € 466,- per maand.
Conclusie
De rechtbank zal een door de vrouw, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, te betalen partneralimentatie van € 470,- bruto per maand vaststellen.
Limitering partneralimentatie tot twee jaar
Door de vrouw is ter zitting een verzoek gedaan tot limitering van de duur van de partneralimentatie tot twee jaar. Nu de vrouw door de rechtbank ter zitting in de gelegenheid is gesteld om inhoudelijk verweer te voeren tegen het laat ingediende verzoek van de man tot een partneralimentatie, gaat de rechtbank, mede met het oog op de proceseconomie, voorbij aan het bezwaar van de man dat dit verzoek niet schriftelijk is gedaan.
De rechtbank zal het ter zitting gedane verzoek tot limitering van de partneralimentatie afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat in het onderhavige geval moet worden afgeweken van het wettelijk uitgangspunt dat het recht op levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde twaalf jaar duurt. Gelet op de door de rechtbank begrootte huwelijksgerelateerde behoefte van € 4.589,- netto per maand kan niet nu reeds worden geoordeeld dat de man over twee jaar met een nieuwe dienstbetrekking volledig in die behoefte kan voorzien. Verder overweegt de rechtbank dat het limiteren van dit recht tot twee jaar na de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand met zich zou brengen dat daarmee vanaf dat moment definitief een einde wordt gemaakt aan recht op levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de hoogte van de welstand van partijen tijdens het huwelijk en daarmee de huwelijksgerelateerde behoefte, alsook het gegeven dat het recht op levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde nog moet aanvangen, te ingrijpende gevolgen met zich.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Rechtsmacht
Aangezien de Nederlandse rechter op grond van Brussel II-bis rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij ook rechtsmacht ten aanzien van de
nevenverzoeken over het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Toepasselijk recht
Nu partijen op [huwelijksdatum01] 2013 te [huwelijksplaats01] , Ierland, met elkaar zijn gehuwd, is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (hierna: het Verdrag) van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Ten tijde van de huwelijkssluiting had de vrouw uitsluitend de Ierse nationaliteit en de man uitsluitend de Nederlandse nationaliteit.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Partijen hebben evenmin een gemeenschappelijke nationaliteit. Aan de orde is dan de vraag of partijen na de huwelijkssluiting hun eerste gewone verblijfplaats, binnen zes maanden, op het grondgebied van dezelfde staat hebben gevestigd. Dit is tussen partijen niet in geschil, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Nederlands recht
Het Nederlandse recht kende in 2013 als wettelijk huwelijksgoederenstelsel nog de algehele gemeenschap van goederen. Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden een daarvan afwijkend huwelijksgoederenregime zijn overeengekomen, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat er tussen hen sinds [huwelijksdatum01] 2013 sprake is van de toen geldende wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Deze per 28 november 2019 ontbonden gemeenschap moet op grond van artikel 1:100 BW bij helfte worden verdeeld. Dat betekent dat bij de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als uitgangspunt moet worden genomen dat partijen in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl partijen de lasten van de gemeenschap in hun onderlinge verhouding voor de helft moeten dragen.
Peildatum
De peildatum voor de bepaling van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap is 28 november 2019, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen bestanddelen geldt in beginsel de datum van feitelijke verdeling, tenzij partijen anders overeenkomen dan wel daarvan op basis van de redelijkheid en billijkheid daarvan dient te worden afgeweken.
Omvang huwelijksgemeenschap
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de huwelijksgemeenschap naar voren gebracht:
de echtelijke woning aan de [adres01] ( [postcode02] ) te [plaats01] ;
de hypothecaire geldleningen bij de [bank01] ;
de spaarrekeningen Eigen Woning bij de [bank01] ;
e woning aan [adres02] , [plaats02] , [district01] , [postcode01] te Groot-Brittannië;
de hypothecaire geldlening bij [maatschappij01] ;
inboedel;
bank- en spaarrekeningen van partijen;
de beleggingsrekeningen van partijen;
Old Timer MG Roadster met kenteken [kenteken02] ;
Ford Galaxy 1.5 Eco Boost met kenteken [kenteken01] ;
persoonlijke lening bij de [bank01] ;
creditcardschulden van partijen;
belastingaanslagen en/of -teruggaven over 2018 en 2019.
Ad. a, b, c, d en e echtelijke woning, hypothecaire geldleningen en spaarrekeningen Eigen Woning bij de [bank01] , de woning in Groot-Brittannië en de hypothecaire geldlening bij [maatschappij01]
Partijen zijn het eens over de wijze van verdeling van de echtelijke woning en de daaraan verbonden vermogensbestanddelen, in die zin dat de vrouw in de gelegenheid zal worden gesteld om te onderzoeken of zij de echtelijke woning kan overnemen. Verder zijn partijen het eens over de wijze van verdeling van de woning in Groot-Brittannië en de daaraan verboden hypothecaire geldlening, in die zin dat de man in de gelegenheid zal worden gesteld om te onderzoeken of hij die woning kan overnemen. Ook zijn partijen het erover eens dat beide woningen dienen te worden getaxeerd. Zij zijn het echter niet eens over het daarbij te hanteren ‘spoorboekje’ en hebben daartoe beiden over en weer (gering afwijkende) (deel)verzoeken gedaan. De rechtbank zal hierna een te hanteren ‘spoorboekje’ over de wijze van verdeling vaststellen en de over en weer gedane deelverzoeken voor zover die hiervan afwijken afwijzen. De rechtbank acht de door de man gedane (deel)verzoeken niet zonder meer billijker dan die van de vrouw en andersom.
De rechtbank zal bepalen dat de man binnen twee weken na heden drie NVM-makelaars zal voorstellen aan de vrouw waaruit de vrouw er één zal kiezen voor de taxatie van de echtelijke woning. De vrouw dient op haar beurt binnen twee weken na heden drie makelaars voor te stellen aan de man, waaruit de man er één zal kiezen voor de taxatie van de woning in Groot-Brittannië. De taxaties van beide woningen dienen binnen twee weken na die keuzes plaats te vinden. De rechtbank zal bepalen dat de getaxeerde waarde de basis zal zijn voor het bepalen van de overwaarde dan wel onderwaarde van deze woningen. De vrouw/de man dient vervolgens binnen twee maanden na de taxatie aan te tonen of zij/hij in staat is de toebedeling van de echtelijke woning/de woning in Groot-Brittannië aan haar/hem te financieren door overname van de hypothecaire geldleningen en de spaarrekeningen Eigen Woning bij de [bank01] /de hypothecaire geldlening bij [maatschappij01] en hiervoor de man/de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijk te doen ontslaan. Indien de vrouw/de man daarin slaagt, dient zij/hij de helft van de overwaarde van de echtelijke woning en de helft van de waarde van de spaarrekeningen Eigen Woning/de helft van de overwaarde van de woning in Groot-Brittannië aan de man/de vrouw te voldoen. De kosten in verband met de toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw/de woning in Groot-Brittannië aan de man dienen door partijen bij helfte te worden gedragen.
Indien het de vrouw/de man niet lukt om de toebedeling van de echtelijke woning aan haar/de woning in Groot-Brittannië aan hem te financieren, dient de echtelijke woning/de woning in Groot-Brittannië te worden verkocht.
De verkoop van de echtelijke woning/de woning in Groot-Brittannië dient via ofwel de eerder gekozen makelaar te geschieden dan wel via een (verkoop)makelaar die op eenzelfde wijze als hiervoor omschreven, binnen twee weken nadat bekend is geworden dat de vrouw/de man de echtelijke woning/de woning in Groot-Brittannië niet kan overnemen, moet worden gekozen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen gezamenlijk een verkoopopdracht aan genoemde makelaar zullen verstrekken en dat zij het advies van de makelaar met betrekking tot de vraag- en laatprijs (ook tot eventuele aanpassingen van de vraag- en laatprijs) voor beide woningen als leidend zullen accepteren. Bij verkoop en levering van de echtelijke woning/de woning in Groot-Brittannië aan een derde dient de hierop rustende hypothecaire geldleningen te worden afgelost met de verkoopopbrengst. Voor de echtelijke woning geldt nog aanvullend dat de spaarrekeningen eigen woning dienen te worden afgekocht. Voor beide woningen geldt dat alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, eerst van de opbrengst zullen moeten worden voldaan.
Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde dan wel dienen in hun onderlinge verhouding ieder de helft van de resterende hypothecaire schuld te dragen van de echtelijke woning/de woning in Groot-Brittannië.
Tot slot zijn partijen het erover eens dat vanaf de peildatum omvang (28 november 2019) tot aan het moment van de levering van de echtelijke woning aan de vrouw dan wel aan een derde en tot het moment van levering van de woning in Groot-Brittannië aan de man dan wel aan derde, de door de vrouw/de man gedragen aflossingen en de door vrouw gedragen premies voor de spaarhypotheek over die periode dienen te worden verrekend, in die zin dat na de laatste levering wordt bezien of en zo ja welke partij meer dan de ander heeft betaald aan genoemde kosten, welke kosten bij helfte gedragen dienen te worden. De vergoeding beloopt de helft van het bedrag dat deze partij meer heeft betaald dan de ander.
Ad. f inboedel
De rechtbank begrijpt dat de inboedel grotendeels reeds tussen partijen feitelijk is verdeeld. In de stukken en ter zitting zijn een aantal inboedelgoederen naar voren gebracht die de man/de vrouw van de ander nog wenst te ontvangen. De vrouw heeft ter zitting ingestemd met toedeling van de volgende inboedelgoederen aan de man: prenten met bloemen uit de Botanische tuin uit Zuid-Afrika, twee stoelen (behorend bij eettafel/-stoelen combinatie waarover de man thans beschikt) en een bestekset van het merk Sola. Door de vrouw is ter zitting naar voren gebracht dat zij graag de rode koffietafel en servies van het merk Habitat van de man wil ontvangen. De rechtbank zal die goederen, waarvan de huidige locatie onduidelijk is gebleven, aan haar toedelen. Niet gesteld of gebleken is dat hiermee sprake is van een over- dan wel onderbedeling van een der partijen. Het meer of anders door de man verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Ad. g bank- en spaarrekeningen
De rechtbank zal ten aanzien van de bij partijen bekende bank- en spaarrekening(en) ieder de op zijn of haar naam staande bank- en spaarrekeningen toedelen, waarbij de positieve saldi per peildatum omvang bij helfte dienen te worden gedeeld en de negatieve saldi bij helfte dienen te worden gedragen. Voor zover partijen elkaar nog geen inzage hebben gegeven in de betreffende saldi op die peildatum omvang dienen zij dit alsnog te doen. De rechtbank zal het over en weer meer of anders verzochte afwijzen.
Ad. h beleggingsrekeningen
De rechtbank zal ten aanzien van de bij partijen bekende beleggingsrekeningen ieder de op zijn of haar naam staande beleggingsrekeningen toedelen, waarbij de positieve saldi per datum feitelijke verdeling bij helfte dienen te worden gedeeld en de negatieve saldi bij helfte dienen te worden gedragen. Partijen dienen elkaar per datum feitelijke verdeling inzage te verschaffen in het saldi van de beleggingsrekeningen per die datum. Het over en weer meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Ad. i Old Timer MG Roadster met kenteken [kenteken02]
Ter zitting is duidelijk geworden dat voornoemde auto aan [naam03] is geschonken, voor haar 23ste verjaardag op of omstreeks 5 september 2019. Nu deze auto zich op de peildatum omvang niet meer in de gemeenschap bevond, kan de rechtbank hierover geen beslissing meer nemen.
Wel heeft de vrouw in dat kader een beroep gedaan op artikel 1:164, eerste lid, BW. De vrouw stelt dat de schenking zonder haar toestemming zoals bedoeld in artikel 1:88 BW heeft plaatsgevonden. Dat de schenking zonder de toestemming van de vrouw heeft plaatsgevonden, wordt niet door de man betwist zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake is van benadeling van de gemeenschap. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat in dat geval de auto dient te worden getaxeerd. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen die taxatie in onderling overleg zullen regelen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man de helft van de getaxeerde waarde per peildatum omvang aan de vrouw dient te vergoeden.
Ad. j en ad k Ford Galaxy 1.5 Ecoboost met kenteken [kenteken01] en persoonlijke lening bij [bank01]
Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat voornoemde auto aan de vrouw kan worden toegedeeld, onder de verplichting de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de door partijen gezamenlijk afgesloten persoonlijke lening bij de [bank01] te doen ontslaan. De man dient in dat kader de autopapieren van de auto aan de vrouw te overhandigen. Hoewel deze partijafspraak zich niet leent voor opname in het dictum, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen aan deze overeenkomst uitvoering zullen geven. Het over en weer meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Ad. l creditcardschulden
Partijen zijn het erover eens dat ieder de op zijn of haar naam staande creditcardschuld voor zijn of haar rekening zal nemen, waarbij de helft van het debetsaldi per peildatum omvang door partijen bij helfte zal worden gedragen. Voor zover partijen elkaar nog geen inzage hebben gegeven in de debetsaldi per peildatum omvang dienen zij dit alsnog te doen.
Ad. m belastingenaanslagen- of teruggaven over 2018 en 2019
De rechtbank zal, zoals door de man verzocht, bepalen dat de belastingaanslagen over 2018 en 2019 in de interne verhouding tussen partijen gelijkelijk zal worden gedragen en de belastingteruggaven over die jaren tussen partijen bij helfte moeten worden gedeeld.
Vergoedingsvorderingen over en weer
Door de man ontvangen huurinkomsten
Voor zover sprake is van door de man ontvangen huurinkomsten na de peildatum omvang tot aan het moment van de levering van de woning in Groot-Brittannië aan hem dan wel een derde, zijn partijen het erover eens dat de man de helft daarvan aan de vrouw dient te vergoeden. Eventuele (proces)kosten in verband met de uitzetting van de huurders van deze woning zullen hierop eerst in mindering worden gebracht en dient de man alsdan inzichtelijk te maken. De rechtbank zal aldus beslissen.
Door de man betaalde kinderopvangtoeslag
De man stelt dat sprake is van door de vrouw dubbel ontvangen kinderopvangtoeslag. De man heeft de door hem ontvangen kinderopvangtoeslag over de maanden januari tot en met maart 2020 gestort op de gezamenlijke rekening die uitsluitend door de vrouw zou zijn gebruikt. Als gevolg van een correctie met terugwerkende kracht zou de vrouw daarna over dezelfde periode kinderopvangtoeslag hebben ontvangen. De vrouw betwist het voorgaande.
De rechtbank constateert dat aan de man bij beschikking van 19 maart 2020 een terugvordering is opgelegd van € 3.748,00 wegens te veel ontvangen kinderopvangtoeslag. Nochtans is, mede gelet op de betwisting door de vrouw, niet gebleken dat de door de man over de betreffende periode ontvangen kinderopvangtoeslag ook door hem op de gezamenlijke rekening gestort is. Aldus is de feitelijke grondslag van het verzoek voor de rechtbank onvoldoende vast komen te staan. De rechtbank zal het verzoek dus afwijzen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning en wordt dit volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij enerzijds het belang van de vrouw en die van de kinderen ziet bij het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en anderzijds het belang van de man bij een zo snel mogelijke verkoop en overdracht van de echtelijke woning indien de vrouw niet in staat is de echtelijke woning over te nemen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de vrouw gerechtigd is het gebruik van de echtelijke woning en de daarbij behorende inboedel gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand voor te zetten, tenzij de overdracht van de echtelijke woning aan de vrouw zelf dan wel aan een derde eerder kan plaatsvinden. In dat geval eindigt het voortgezet gebruik op dat moment. Het door de vrouw meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Pensioen bescheiden
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, zodat hij ook rechtsmacht heeft over het verzoek ten aanzien van het overleggen van de pensioenbescheiden, naar de rechtbank begrijpt in het kader van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: WVPS)
Op grond van artikel 10:51 BW wordt de vraag of een echtgenoot bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, behoudens artikel 1, zevende lid, WVPS.
Nu het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht, zal de rechtbank Nederlands recht toepassen op het verzoek met betrekking de over en weer gedane verzoeken tot het overleggen van pensioenbescheiden in het kader van de WVPS
Inhoudelijke beoordeling
Artikel 1, lid 8 WVPS bepaalt dat, indien op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten Nederlands recht van toepassing is, de WVPS voorts van toepassing is op pensioen ingevolge een buitenlandse pensioenregeling die niet is een pensioenregeling als bedoeld in het vierde, vijfde of zesde lid, met dien verstande dat een recht op uitbetaling als bedoeld in artikel 2 slechts bestaat jegens de andere echtgenoot.
Aangezien partijen op grond van artikel 9 WVPS gehouden zijn elkaar desgevraagd over en weer de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de rechten en verplichtingen die uit de WVPS voortvloeien, zal de rechtbank bepalen dat partijen elkaar over en weer inzage in hun Nederlandse en - voor zover aan de orde - buitenlandse pensioen dienen te verschaffen. Het over en weer meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Proceskosten
Nu het een familierechtelijke kwestie betreft, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum01] 2013 te [huwelijksplaats01] , Ierland;
*
bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
  • [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,
  • [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats01] en
  • [minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2018 te [geboorteplaats01] ,
bij de vrouw;
*
bepaalt dat [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] met ingang van 1 augustus 2021 een weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man de kinderen weer naar de vrouw terugbrengt;
*
bepaalt dat de vakanties en feestdagen tussen partijen bij helfte worden verdeeld, in onderling overleg de concrete invulling daarvan nader te bepalen;
*
bepaalt de door de vrouw, met ingang van 13 april 2021, te betalen kinderalimentatie voor [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] op € 34,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de man te voldoen;
*
bepaalt de door de vrouw, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, te betalen partneralimentatie op € 470,- bruto per maand, vanaf dat moment telkens bij vooruitbetaling aan de man te voldoen;
*
stelt de wijze van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de onderlinge draagplicht van de daartoe behorende gemeenschapsschulden als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. bepaalt ten aanzien van de echtelijke woning aan de [adres01] te [plaats01] ( [postcode03] ) en de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen en spaarrekeningen eigen woning dat:
1.1.
die woning dient te worden getaxeerd door een NVM-makelaar, waarbij de man drie makelaars zal voorstellen aan de vrouw en waaruit de vrouw er één zal kiezen uiterlijk binnen twee weken na heden, dat de taxatie plaats zal vinden binnen twee weken na die keuze, en dat de waarde op dat moment bindend zal zijn voor het bepalen van de overwaarde (dan wel onderwaarde) van de echtelijke woning;
1.2.
die woning aan de vrouw wordt toebedeeld indien zij binnen twee maanden na de taxatie aantoont dat zij in staat is de toebedeling van de echtelijke woning aan haar te kunnen financieren door overname van de hypothecaire geldlening en de spaarrekeningen Eigen Woning en hiervoor de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, waarbij de vrouw zo snel mogelijk, maar uiterlijk twee maanden nadat duidelijk is dat zij de woning kan overnemen, zorg draagt voor de levering hiervan en waarbij zij de helft van de overwaarde aan de man dient te voldoen en de kosten in verband met de toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw en de taxatiekosten door partijen bij helfte worden gedragen, dan wel dat een onderwaarde in de onderling verhouding tussen de man en de vrouw bij helfte zal worden gedragen;
1.3.
die woning dient te worden verkocht en geleverd aan een derde indien het de vrouw niet lukt om binnen twee maanden na de taxatie aan te tonen dat zij in staat is de echtelijke woning over te nemen en de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypothecaire geldlening te doen ontslaan zoals hiervoor onder 1.2 omschreven; de verkoop van de echtelijke woning dient via ofwel de eerder gekozen makelaar te geschieden dan wel via een (verkoop)makelaar die op eenzelfde wijze als hiervoor onder 1.1 omschreven, binnen twee weken nadat bekend is geworden dat de vrouw de echtelijke woning niet kan overnemen, moet worden gekozen; partijen dienen gezamenlijk een verkoopopdracht te geven aan de door hen gekozen makelaar, waarbij zij, als er geen onderlinge overeenstemming is, het advies van de makelaar over de vraag- en laatprijs als leidend accepteren; bij verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde dienen de spaarrekeningen Eigen Woning te worden afgekocht en de hypothecaire geldlening te worden afgelost met de opbrengst en met die opbrengst dienen ook alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar en de taxatiekosten, te worden voldaan; partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde dan wel dient een onderwaarde in de onderling verhouding tussen de man en de vrouw bij helfte te worden gedragen;
2. bepaalt ten aanzien van het onroerend goed aan de [adres02] , te [plaats02] , [district01] , [postcode01] te Groot-Brittannië:
2.1.
die woning dient te worden getaxeerd door een makelaar, waarbij de vrouw drie makelaars zal voorstellen aan de man en waaruit de man er één zal kiezen uiterlijk binnen twee weken na heden, dat de taxatie plaats zal vinden binnen twee weken na die keuze, en dat de waarde op dat moment bindend zal zijn voor het bepalen van de overwaarde (dan wel onderwaarde) van de woning;
2.2.
die woning aan de man wordt toebedeeld indien hij binnen twee maanden na de taxatie aantoont dat hij in staat is de toebedeling van de echtelijke woning aan hem te kunnen financieren door overname van de hypothecaire geldlening en hiervoor de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, waarbij de man zo snel mogelijk, maar uiterlijk twee maanden nadat duidelijk is dat hij de woning kan overnemen, zorg draagt voor de levering hiervan en waarbij hij de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te voldoen en de kosten in verband met de toedeling van de woning aan de man en de taxatiekosten door partijen bij helfte worden gedragen, dan wel dat een onderwaarde in de onderling verhouding tussen de man en de vrouw bij helfte zal worden gedragen;
2.3.
die woning dient te worden verkocht en geleverd aan een derde indien het de man niet lukt om binnen twee maanden na de taxatie aan te tonen dat hij in staat is de woning over te nemen en de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypothecaire geldlening te doen ontslaan zoals hiervoor onder 2.2 omschreven; de verkoop van de woning dient via ofwel de eerder gekozen makelaar te geschieden dan wel via een (verkoop)makelaar die op eenzelfde wijze als hiervoor onder 1.1 omschreven, binnen twee weken nadat bekend is geworden dat de man de woning niet kan overnemen, moet worden gekozen; partijen dienen gezamenlijk een verkoopopdracht te geven aan de door hen gekozen makelaar, waarbij zij, als er geen onderlinge overeenstemming is, het advies van de makelaar over de vraag- en laatprijs als leidend accepteren; bij verkoop en levering van de woning aan een derde dient de hypothecaire geldlening te worden afgelost met de opbrengst en met die opbrengst dienen ook alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar (en/of solicitor) en de taxatiekosten, te worden voldaan; partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde dan wel dient een onderwaarde in de onderling verhouding tussen de man en de vrouw bij helfte te worden gedragen;
3. bepaalt dat vanaf de peildatum omvang (28 november 2019) tot aan het moment van de levering van de echtelijke woning aan de vrouw dan wel aan een derde en tot het moment van levering van de woning in Groot-Brittannië aan de man dan wel aan een derde, de door de vrouw/de man gedragen aflossingen alsmede de door vrouw gedragen premies voor de spaarhypotheek over die periode dienen te worden verrekend;
4. deelt toe aan de vrouw:
4.1.
de rode koffietafel en servies van het merk Habitat;
4.2.
de bij partijen bekende op haar naam staande bank- of spaarrekeningen, waarbij de positieve saldi per peildatum omvang bij helfte dienen te worden gedeeld en de negatieve saldi bij helfte dienen te worden gedragen;
4.3.
de bij partijen bekende op haar naam staande beleggingsrekeningen, waarbij de positieve saldi per datum feitelijke verdeling bij helfte dienen te worden gedeeld en de negatieve saldi bij helfte dienen te worden gedragen;
5. deelt toe aan de man:
5.1.
prenten met bloemen uit de Botanische tuin uit Zuid-Afrika, twee stoelen (behorend bij eettafel/-stoelen combinatie waarover de man thans beschikt) en een bestekset van het merk Sola;
5.2.
de bij partijen bekende op zijn naam staande bank- of spaarrekeningen, waarbij de positieve saldi per peildatum omvang bij helfte dienen te worden gedeeld en de negatieve saldi bij helfte dienen te worden gedragen;
5.3.
de bij partijen bekende op zijn naam staande beleggingsrekeningen, waarbij de positieve saldi per datum feitelijke verdeling bij helfte dienen te worden gedeeld en de negatieve saldi bij helfte dienen te worden gedragen.
6. bepaalt dat voor zover partijen elkaar nog geen inzage hebben gegeven in de betreffende saldi op de peildatum omvang op bij partijen bekende bank- of spaarrekeningen zij dat alsnog dienen te doen;
7. bepaalt dat partijen elkaar per datum feitelijke verdeling inzage dienen te verschaffen in de saldi van de bij partijen bekende beleggingsrekeningen per die datum;
8. bepaalt dat ieder de op zijn of haar naam staande creditcardschuld voor zijn of haar rekening zal nemen, waarbij de helft van het debetsaldi per peildatum omvang door partijen bij helfte zal worden gedragen; voor zover partijen elkaar nog geen inzage hebben gegeven in de debetsaldi per peildatum omvang dienen zij dit alsnog te doen;
9. bepaalt dat de belastingaanslagen over 2018 en 2019 in de interne verhouding tussen partijen gelijkelijk zal worden gedragen en de belastingteruggaven over die jaren tussen partijen bij helfte moet worden gedeeld;
*
bepaalt dat de man als gevolg van benadeling van de gemeenschap de helft van de getaxeerde waarde per peildatum omvang van de Old Timer MG Roadster met kenteken [kenteken02] aan de vrouw dient te vergoeden;
*
bepaalt dat van door de man ontvangen huurinkomsten na de peildatum omvang tot aan het moment van de levering van de woning in Groot-Brittannië aan hem dan wel een derde, de man de helft aan de vrouw dient te vergoeden; (proces)kosten in verband met de uitzetting van de huurders van deze woning zullen daarop eerst in mindering worden gebracht en dient de man alsdan inzichtelijk te maken;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning aan de [adres01] te [plaats01] ( [postcode02] ) en het gebruik van de zaken die behoren bij de woning en tot de inboedel daarvan, voor zover deze niet reeds zijn toebedeeld aan de man en de man deze goederen niet onder zich heeft, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, tenzij de overdracht van die woning aan de vrouw dan wel een derde eerder kan plaatsvinden, alsdan eindigt het voortgezet gebruik op dat moment;
*
bepaalt dat partijen elkaar over en weer inzage in hun Nederlandse en - voor zover aan de orde - buitenlandse pensioen dienen te verschaffen;
*
verklaart deze beschikking, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af al het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. Meeder, A. Emmens en H.C.L. Vreugdenhil, (kinder)rechters, bijgestaan door mr. S. Verhoef als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2021.