ECLI:NL:RBDHA:2021:17142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van horecagelegenheid wegens faciliteren van illegaal gokken met cash center

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecaondernemer, handelend onder de naam [h.o.d.n.], en de burgemeester van de gemeente Leiden. De burgemeester had op 18 juli 2019 besloten om het café van eiser voor de duur van zes maanden te sluiten, omdat er een cash center was aangetroffen dat illegaal gokken faciliteerde. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar de burgemeester handhaafde zijn besluit na een hoorzitting. Eiser stelde dat de sluiting onterecht was, omdat er geen gevaar voor de openbare orde zou zijn en dat hij niet op de hoogte was van de illegale activiteiten die via het cash center plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van het cash center wel degelijk een gevaar voor de openbare orde vormde, gezien de nauwe verwevenheid tussen cash centers en illegaal gokken. De rechtbank concludeerde dat eiser verwijtbaar had gehandeld door het cash center in zijn café te plaatsen en dat de sluiting van zes maanden gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de sluiting van het café.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1001

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , handelend onder de naam [h.o.d.n.] , te [vestigingsplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.K. Cheng),
en

de burgemeester van de gemeente Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Lever).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de horeca-instelling van eiser ‘ [h.o.d.n.] , aan het [adres] [nummers] te [vestigingsplaats] (hierna: het café) voor de duur van zes maanden te sluiten.
Bij besluit van 8 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Eiser is verschenen, vergezeld door A. el Baroudi en bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van verweerder is ook verschenen. Tevens zijn namens verweerder [A] en
[B] verschenen.
De rechtbank heeft aanleiding gezien de behandeling van het beroep aan te houden, waarbij de gemachtigde van eiser in de gelegenheid is gesteld binnen een week na de zitting zijn pleitnota aan de rechtbank en verweerder te sturen. Verweerder is in de gelegenheid gesteld binnen een week na ontvangst hiervan schriftelijk te reageren. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en de rechtbank vervolgens toestemming verleend om uitspraak te doen zonder nadere zitting.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank moet beoordelen of de aanwezigheid van een cash center in het café van eiser een gevaar oplevert voor de openbare orde en of het café daarom gesloten kon worden voor de duur van zes maanden.
Wat is voor verweerder de reden voor de sluiting?
2. De politie en toezichthouders van de Kansspelautoriteiten (KSA) hebben op
28 maart 2019 in het café van eiser een cash center aangetroffen en in beslag genomen ten behoeve van het opsporingsonderzoek ‘Kassa’. De politie en de toezichthouders [1] hebben bestuurlijke rapportages en een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Verweerder heeft op grond van deze gegevens bij het primaire besluit gelast het café te sluiten voor de duur van zes maanden op grond van artikel 2:30 van de Algemene plaatselijke verordening 2015 (Apv). Daarnaast heeft verweerder eiser een schriftelijke waarschuwing gegeven voor slecht levensgedrag op grond van artikel 17 Horecasanctiebesluit in samenhang met artikel 8, eerste lid, onder b, van de Drank- en Horecawet (DHW). Verweerder stelt zich op het standpunt dat de enkele aanwezigheid van een cash center in het café een gevaar oplevert voor de openbare orde. Bij zijn besluit tot sluiting heeft verweerder laten meewegen dat zich in de afgelopen jaren diverse incidenten in het café hebben voorgedaan en deze incidenten hebben geleid tot een waarschuwing bij brief van 9 februari 2018 voor aanwezigheid van softdrugs, een schorsing gedurende drie weken van de drank- en horecavergunning en de aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten en een beperking van de sluitingstijden nadat tweemaal de afwezigheid van een leidinggevende binnen een periode van zes maanden was geconstateerd. Verder is gewezen op een dubbelde waarschuwing bij brief van 29 december 2016 wegens een geweldsincident en de aanwezigheid van softdrugs. Tot slot is gewezen op een waarschuwing bij brief van 5 augustus 2016 wegens afwezigheid van de leidinggevende.
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de sluiting van het café gehandhaafd en het bezwaar van eiser, overeenkomstig het advies van de Regionale commissie bezwaarschriften (de commissie) van 11 december 2019, ongegrond verklaard.
Het betoog van eiser
3. Eiser is het niet eens met verweerder en voert – kort samengevat – aan dat verweerder uitgaat van een onjuiste weergave van de feiten. Er is geen sprake van een inbreuk op de openbare orde. De enkele aanwezigheid van het cash center in combinatie met de andere vermeende incidenten zijn onvoldoende voor de constatering dat er gevaar bestond voor de openbare orde en de veiligheid. Eiser bestrijdt dat hij het illegaal gokken opzettelijk heeft gefaciliteerd. Eiser valt niets te verwijten. Eiser stelt dat verweerder de incidenten ten onrechte bij zijn afweging heeft betrokken, omdat deze onvoldoende ernstig zijn en een sluiting van het café niet rechtvaardigen. Ook is het cash center al in beslag genomen, zodat het eventuele gevaar voor de openbare orde feitelijk is weggenomen. Het bestreden besluit is in strijd met het gelijkheids-, het motiverings- en het evenredigheidsbeginsel. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser naar verschillende uitspraken verwezen.
Wet- en regelgeving
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Procesbelang
5. De rechtbank stelt vast dat de sluiting inmiddels heeft plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan belang bestaan bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit.
Eiser heeft gesteld financiële schade te hebben geleden, omdat hij gedurende de sluiting geen inkomsten heeft kunnen genereren, maar wel kosten voor het café heeft moeten doorbetalen. Ook is de huurovereenkomst van het café beëindigd. Aangezien verweerder niet heeft weersproken dat eiser schade heeft geleden door de sluiting van het café, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep.
Formele gronden
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder uitgaat van een onjuiste weergave van de feiten.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. Dit geldt eveneens voor op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportages. Uit de jurisprudentie volgt dat het op de weg van eiser ligt om tegenbewijs te leveren waaruit blijkt dat de inhoud van de bestuurlijke rapportages niet aannemelijk is. Daarbij is de maatstaf of het geleverde tegenbewijs van dien aard en strekking is dat het twijfel wekt aan de juistheid van het proces-verbaal of bestuurlijke rapportage. [3]
6.2.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat verweerder niet mocht uitgaan van de processen-verbaal en de bestuurlijke rapportages van de politie en de KSA. Deze instanties hebben immers te gelden als deskundig op dit gebied en verweerder heeft dan ook in beginsel van de juistheid van deze stukken uit kunnen gaan. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat het onderzoek naar de feiten die aan de rapportages ten grondslag liggen niet zorgvuldig is verricht en/of dat de feiten de conclusies niet kunnen dragen. Eiser is door het plaatsen van kritische kanttekeningen er niet in geslaagd bewijs te leveren voor twijfel aan de juistheid van de bestuurlijke rapportages.
6.3.
Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader onderzoek of navraag te doen bij het Openbaar Ministerie of de KSA naar aanleiding van de kritische kanttekeningen die eiser heeft geplaatst en zijn stelling dat er sprake is van materiële misvattingen ten aanzien van zowel de feiten als het recht.
Inhoudelijke beoordeling
7. In deze procedure is de vraag aan de orde of met het aanwezig hebben van een cash center in de inrichting illegaal gokken zodanig wordt gefaciliteerd, dat de openbare orde in geding komt.
7.1.
Bij de beoordeling of zich een situatie voordoet die de openbare orde, veiligheid of gezondheid bedreigt, komt verweerder beoordelingsruimte toe. De rechter mag de uitoefening van een bevoegdheid met beoordelingsruimte slechts terughoudend toetsen.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat de sluiting van het café primair heeft plaatsgevonden vanwege de aanwezigheid van het cash center en het feit dat dit cash center is gebruikt om met grote bedragen te gokken op de website [website] .
Levert de aanwezigheid van een cash center een gevaar op voor de openbare orde?
a. Er is sprake van het faciliteren van illegaal gokken.
7.3.
Verweerder heeft gewezen op de nauwe verwevenheid tussen een cash center en illegaal gokken. Op een cash center kan – slechts met medeweten van de exploitant van het café (eiser) – een anoniem account worden aangemaakt, waarop contant geld kan worden gestort. Met dit tegoed op het anonieme account kan onder meer online worden gegokt op [website] , een website voor sportweddenschappen. Voor deze website is in Nederland geen vergunning verleend als bedoeld in de Wok. Het gokken op deze website is daarom als ‘illegaal’ aan te merken. Verder kan eventuele winst die is behaald met het gokken slechts als tegoed gekoppeld aan dat account contant worden uitbetaald via hetzelfde cash center als waar het account aanvankelijk op is aangemaakt. De uitbater van de gelegenheid waar het cash center staat, in dit geval eiser, krijgt een percentage van de omzet als vergoeding voor het in werking hebben van het cash center. Uit onderzoek van de KSA blijkt dat een zeer groot deel van de omzet van cash centers, circa 95%, voortkomt uit het gebruik van tegoeden voor [website] . Uit de bestuurlijke rapportage van de KSA van 5 juni 2019 is gebleken dat sprake is van een toenemende geldstroom die afkomstig is van de accounts die zijn aangemaakt op het bij het café geplaatste cash center. In de maand oktober 2017 was nog sprake van een omzet van € 2.554,00. In de maand juni 2018 was de omzet toegenomen tot ruim € 22.000,00. De totale geldstroom die hiermee is gemoeid, is nog veel groter omdat onder omzet in dit verband is verstaan het resultaat van de ingezette bedragen van de weddenschappen op [website] , min de uitbetaalde bedragen. In het kader van het onderzoek van de KSA is inzage verkregen in de omzetgegevens van de diverse in Nederland geplaatste Cash Centers over de periode van 1 maart 2019 tot en met 27 maart 2019. In dit overzicht is blijkens de bestuurlijke rapportage van de KSA te lezen dat in de betreffende periode een bedrag van € 108.623,39 werd ingezet op weddenschappen op de website [website] via de accounts die zijn aangemaakt op het cash center in het café van eiser. Naar aanleiding van deze weddenschappen werd een bedrag van
€ 92.939,36 uitgekeerd, waardoor het resultaat in die periode € 15.684,03 bedroeg.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met het plaatsen van een cash center in zijn café illegaal gokken direct gefaciliteerd. Van belang is dat een werkend cash center is aangetroffen en dat hiervan gebruik is gemaakt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder verder van oordeel dat het niet geloofwaardig is dat eiser zelf niet op de hoogte was van de mogelijkheid die het cash center biedt in relatie tot het illegaal gokken. Daar komt bij dat eiser ter zitting heeft erkend dat hij op de hoogte was van de hoge omzet die in die periode is gemaakt in zijn café.
b. Het faciliteren van illegaal gokken vormt een gevaar voor de openbare orde
7.4.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het faciliteren van gokactiviteiten een gevaar vormt voor de openbare orde. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat de burgemeester zich in het algemeen op het standpunt mag stellen dat met illegaal gokken de openbare orde nadelig wordt beïnvloed. Daarbij wordt van belang geacht dat bij illegale gokactiviteiten geen sprake is van consumentenbescherming, verslavingspreventie en correcte afdracht van middelen. Ook kan niet worden gewaarborgd dat minderjarigen geen toegang krijgen tot de activiteiten. Bovendien geldt in het algemeen dat illegale gokactiviteiten criminaliteit aantrekken. Verweerder heeft in dat verband terecht gewezen op de mogelijkheid van het witwassen van zwart geld. Criminaliteit oefent in zijn algemeenheid een negatieve invloed uit op het woon- en leefklimaat en het is aannemelijk dat bekendheid van het horecabedrijf ten aanzien van witwassen van crimineel geld zorgt voor toeloop van ongewenste personen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat ook in het café van eiser met regelmaat bezoekers aanwezig waren met antecedenten op het gebied van vermogens-, gewelds- en Opiumwetdelicten. Dit blijkt uit het proces-verbaal van 12 juli 2019. De enkele betwisting van eiser dat deze bezoekers criminele antecedenten hadden, leidt niet tot een ander oordeel. Ook de door eiser aangehaalde jurisprudentie kan niet tot een ander oordeel leiden.
7.5.
Verweerder heeft verder terecht de andere incidenten die op zichzelf niet zijn weersproken door eiser, in zijn beoordeling van de vrees voor gevaar voor de openbare orde en veiligheid betrokken. De rechtbank vindt het betoog van eiser dat die incidenten niet voldoende ernstig zijn onvoldoende onderbouwd en niet overtuigend en derhalve geen reden dat verweerder deze incidenten niet zou mogen betrekken bij zijn beoordeling. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland [5] maakt het voorgaande niet anders.
7.6.
Verweerder heeft zich, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het faciliteren van illegaal gokken door het plaatsen van een cash center een gevaar vormt voor de openbare orde. Bij illegaal gokken of het faciliteren daarvan ontbreekt overheidstoezicht op eerlijke uitbetaling, bescherming van de consument en het risico van gokverslaving. De aanwezigheid van grote sommen contant geld vormt daarnaast een gevaar voor de veiligheid. Verweerder heeft dan ook de bevoegdheid om het café van eiser te sluiten. Dat het cash center op het moment van het nemen van het primaire besluit al niet meer in het café van eiser aanwezig was, omdat het in beslag was genomen, maakt dit niet anders. Het doel van de maatregel tot sluiting is het teniet doen van de bekendheid van het pand in het criminele milieu en de loop naar het pand eruit te halen. Dat kan ook nog enige tijd doorwerken na het verwijderen van het cash center.
Is er sprake van verwijtbaarheid van eiser en was de sluiting van zes maanden niet onredelijk?
8. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voorts op het standpunt kunnen stellen dat eiser verwijtbaar heeft gehandeld en dat een sluiting van het café voor zes maanden was aangewezen. Eiser heeft illegaal gokken gefaciliteerd en heeft met de aanwezigheid van het cash center in zijn café geld verdiend. Eiser wist of had op zijn minst moeten vermoeden dat er iets niet deugde. De rechtbank volgt hem dan ook niet in zijn betoog dat hij te goeder trouw was.
8.1.
Hoewel duidelijk is dat de sluiting groot nadeel oplevert voor eiser, weegt dat nadeel minder zwaar dan het algemeen belang van verweerder bij sluiting van het café en het op die manier herstellen van de openbare orde. Verweerder heeft in dit verband ook betekenis mogen hechten aan de eerdere incidenten die zich in het café hebben voorgedaan. Ook mocht verweerder de informatie betrekken dat er regelmatig bezoekers met antecedenten uit de omgeving van Leiden in het café aanwezig waren. Deze omstandigheden versterken het beeld van de horeca-inrichting als plaats waarin ruimte is voor activiteiten die in strijd zijn met de openbare orde. In de argumenten van eiser heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om af te zien van sluiting of om een sluiting voor een kortere duur op te leggen.
Overige gronden
9. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is de rechtbank niet gebleken, omdat bij de door eiser genoemde wisseldiensten en virtuele valuta (ATM’s) anders dan bij het in beslag genomen cash center, niet vaststaat dat daarmee illegaal gokken wordt gefaciliteerd.
10.
Van strijd met het zorgvuldigheids- of het motiveringsbeginsel is de rechtbank evenmin gebleken.
Conclusie
11. De rechtbank concludeert dat verweerder aan eiser heeft kunnen tegenwerpen dat hij door de plaatsing van een cash center in zijn café illegaal gokken heeft gefaciliteerd en dat dit een gevaar voor de openbare orde oplevert. Ook heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser verwijtbaar heeft gehandeld en dat een sluiting voor de duur van zes maanden is aangewezen.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. M.J.L. van der Waals en mr. D. Wenders, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Algemene plaatselijke verordening 2015 Leiden

Artikel 2:30 Afwijking binnenkomst- of sluitingstijd; tijdelijke sluiting en andere bevelen
1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere binnenkomstijden, dan wel andere sluitingstijden vaststellen, tijdelijke sluiting bevelen of andere bevelen geven die hij noodzakelijk acht ter bescherming van de in dit lid genoemde belangen.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet
voorziet.

Horecasanctiebesluit 2018

Artikel 17 Leidinggevende is van anderszins van slecht levensgedrag
1. Indien een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is (overtreding artikel
8, eerste lid onder b. Drank- en Horecawet) ontvangt de ondernemer een schriftelijke waarschuwing.
2. Bij een volgende overtreding binnen een periode van een jaar na de eerste overtreding
wordt de drank- en horecavergunning ingetrokken wegens het niet langer voldoen aan
artikel 8, eerste lid onder b. van de Drank- en Horecawet.

Drank- en Horecawet

Artikel 8
1. Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende
eisen:
a. zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;
b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
c. zij mogen niet onder curatele staan.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden naast de in het eerste lid gestelde eisen andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden gesteld en kan de in dat lid, onder b, gestelde eis nader worden omschreven.
3. Leidinggevenden beschikken tevens over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.
4. De in het derde lid gestelde eis geldt niet voor leidinggevenden voor wier rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, indien die leidinggevenden
geen bemoeienis hebben met de bedrijfsvoering of de exploitatie van het horecabedrijf of
het slijtersbedrijf waarvoor vergunning wordt gevraagd of is verkregen en de
vergunninghouder dit in een schriftelijke verklaring bevestigt.
5. Bij regeling van Onze Minister worden de bewijsstukken aangewezen waaruit moet blijken dat is voldaan aan de eisen, bedoeld in het derde lid. Van deze bewijsstukken wordt door een door Onze Minister aan te wijzen instantie een register bijgehouden. Dit register kan worden geraadpleegd door:
a. de burgemeester, bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3, bij het
verlenen van een ontheffing op grond van artikel 35 en bij een melding als bedoeld
in artikel 30a;
b. de ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of
krachtens deze wet.
6. Indien een paracommerciële rechtspersoon het horecabedrijf uitoefent, voldoen ten
minste twee leidinggevenden aan de bij of krachtens dit artikel gestelde eisen.

Voetnoten

1.Zie de bestuurlijke rapportage van de politie Leiden over het aantreffen van een cash center in [h.o.d.n.] van 28 maart 2019, de bestuurlijke rapportage van de politie Rotterdam in het onderzoek ‘Kassa’ van 28 maart 2019, het proces-verbaal van bevindingen ten behoeve van het treffen van bestuurlijke maatregelen van de Kansspelautoriteit van 5 juni 2019 en de aanvulling op de bestuurlijke rapportage van de politie Leiden van 12 juli 2019.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2222 en 21 december 2016 ECLI:NL:RVS:2016:3383.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2547.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3439 en van
5.Zie de uitspraak van 11 maart 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:934.