ECLI:NL:RBDHA:2021:17131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL21.10211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familieleven op grond van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door eiseres, een Egyptische nationaliteit houdende vrouw. Eiseres had de aanvraag ingediend met het doel om bij haar zoon in Nederland te verblijven, waarbij zij zich beroept op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat eiseres geen geldige mvv had en niet kon worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Eiseres had eerder een Schengenvisum gekregen voor familiebezoek, maar dit visum was verlopen en haar zoon was inmiddels meerderjarig geworden.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 oktober 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en verschillende familieleden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom het tegenwerpen van het mvv-vereiste onevenredig bezwarend zou zijn voor eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres op basis van de omstandigheden van haar situatie, waaronder het feit dat zij op advies van de ambassade naar Nederland was gekomen, niet in redelijkheid kon worden tegengeworpen dat zij niet voldeed aan de vereisten voor een mvv.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met aanvragen voor gezinshereniging en de belangen van betrokkenen in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10211
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. C.H.M. Geraedts),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

In het besluit van 18 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel: ‘familieleven op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met haar zoon, [A] (hierna: de zoon), afgewezen.
In het besluit van 24 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M.D.M. Metry. Ook zijn verschenen de zoon, de echtgenoot van eiseres [B] , de dochter van eiseres [C] en [D] , begeleidster van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1968. Zij wil verblijven bij haar zoon, die is geboren op [geboortedatum 2] 2001 en die de Nederlandse
nationaliteit heeft. De zoon is op 6 oktober 2019 naar Nederland gekomen. Daarvoor woonde hij bij eiseres in Egypte. De echtgenoot van eiseres, geboren op [geboortedatum 3] 1957 woont al lange tijd in Nederland en heeft ook de Nederlandse nationaliteit.
2. Eiseres heeft een Schengenvisum ‘KVV type C’ gekregen voor familiebezoek in Nederland, geldig van 8 oktober 2019 tot 20 januari 2020. Met dit visum is eiseres op 12 januari 2020 Nederland ingereisd. Zij is eerst in een asielprocedure beland en heeft op 30 juni 2020 deze mvv-aanvraag gedaan.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres geen geldige mvv heeft en daarvan niet kan worden vrijgesteld. Eiseres heeft familieleven met haar zoon, maar de weigering van haar verblijf in Nederland is volgens verweerder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM1, omdat de belangenafweging in haar nadeel uitvalt. Eiseres kan het familieleven met haar zoon vanuit Egypte voortzetten, zoals zij dat voor haar komst naar Nederland deed. Ook kan de zoon eiseres in Egypte opzoeken Verweerder ziet geen reden om eiseres op grond van de hardheidsclausule2 van het mvv-vereiste vrij te stellen, omdat zij met dat vereiste niet bekend was en zij ongewild in een asielprocedure was terechtgekomen. Evenmin ziet verweerder aanleiding om wegens bijzonder omstandigheden op grond van artikel 4:84 af te wijken van de beleidsregels en eiseres een mvv te verlenen.
Standpunten van partijen
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om van de beleidsregels af te wijken en de aanvraag in te willigen. Eiseres wilde zich in Nederland voegen aar inmiddels in Nederland verblijvende zoon. Zij heeft zich daartoe gewend tot de Nederlandse ambassade in Egypte, die haar adviseerde om een visum aan te vragen. Omdat haar zoon toen nog minderjarig was, lag het voor de hand dat eiseres een visum op grond van het arrest Chavez zou krijgen. Toen eiseres uiteindelijk gebruik maakte van het visum, was haar zoon net meerderjarig en ontstonden er problemen. Volgens eiseres is sprake van een onevenredige hardheid om haar nu niet vrij te stellen van het mvv-vereiste.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres in bezwaar heeft gezegd dat zij Nederland is binnengekomen met een visum en een retourticket om haar zoon en echtgenoot te bezoeken en dat zij niet de intentie had om hier te blijven. Dat strookt niet met haar verklaring dat zij een visum heeft gekregen op grond van het Chavez-arrest. Eiseres heeft uiteindelijk een mvv-aanvraag op grond van artikel 8 EVRM ingediend en geen aanvraag voor een EU-document op grond van het arrest Chavez.
Oordeel rechtbank
Mvv-vereiste niet in strijd met artikel 8 EVRM
6. Verweerder heeft eerst onderzocht of eiseres op grond van artikel 8 van het EVRM van het mvv-vereiste kan worden vrijgesteld. Verweerder heeft in dat kader een
1. Artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
2 Artikel 3:71, derde lid, van het Vb.
belangenafweging gemaakt. Aan de ene kant is er het belang van het handhaven van het Nederlandse toelatingsbeleid. En aan de andere kant is er het belang van het familie- en gezinsleven van eiseres met haar zoon in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging niet in het voordeel van eiseres uitvalt. Verweerder heeft in zijn belangenafweging ook alle relevante feiten en omstandigheden over eiseres betrokken. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij onmogelijk haar familieleven met haar zoon vanuit Egypte kan uitoefenen. Ook heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor eiseres om het familieleven met haar zoon vanuit Egypte voort te zetten. De in bezwaar overgelegde informatie over de gezondheidssituatie van de echtgenoot, waarin staat dat eiseres hem kan verzorgen, heeft verweerder niet als een bijzondere omstandigheid hoeven aanmerken om eiseres vrij stellen van het mvv-vereiste.
Eiseres heeft immers verklaard dat zij geen verblijf beoogt bij haar echtgenoot, maar alleen bij haar zoon.
Vrijstelling op grond van de hardheidsclausule
7. Uit de rechtspraak de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State3 volgt dat als de vreemdeling bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden aanvoert die maken dat het onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste, verweerder moet beoordelen of die vreemdeling aan alle materiële vereisten voor gezinshereniging zou voldoen. Uit deze uitspraken volgt verder dat het aan verweerder is om deugdelijk te motiveren of de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden als zodanig bijzonder moeten worden aangemerkt dat het onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 23 september 2019 bij de ambassade in Caïro heeft verzocht om een Schengenvisum voor familiebezoek aan haar echtgenoot. Op dit aanvraagformulier staat in groen vermeld ’Chaves’ en is aangekruist dat de aanvraag is ingediend bij de ambassade. Op 6 oktober 2019 is de zoon, op dat moment nog minderjarig, naar Nederland afgereisd. Twee dagen later is aan eiseres het Schengenvisum type c verleend voor familiebezoek. Uit dit samenstel van factoren trekt de rechtbank de conclusie dat eiseres op 8 oktober 2020 het Schengenvisum heeft gekregen om in Nederland verblijf aan te kunnen vragen als familielid of als EU-burger bij haar op dat moment minderjarige zoon. Echter de zoon is kort na zijn komst naar Nederland meerderjarig geworden, terwijl eiseres pas op 12 januari 2020 Nederland is ingereisd. Eiseres heeft uiteindelijk geen aanvraag ingediend voor verblijfsdocument als familielid van een gemeenschapsonderdaan4, maar voor een mvv op grond van artikel 8 van het EVRM voor verblijf bij haar zoon.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd en ten onrechte en op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden die maken dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste voor eiseres onevenredig bezwarend is. Aan eiseres is op 8 oktober 2019 door de ambassade in Caïro een Schengenvisum type c verleend om in Nederland een verblijfsdocument aan te kunnen vragen voor verblijf bij haar minderjarige zoon. Op het visum zelf staat dat het is verleend
3 Zie de uitspraken van 14 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:471 en 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:759.
4 Op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000.
voor familiebezoek. Eiseres is benadeeld doordat zij op advies van de ambassade in Caïro met een Schengenvisum naar Nederland is gereisd om zich te voegen bij haar zoon. Omdat haar zoon op dat moment meerderjarig was, kon eiseres eenmaal in Nederland geen document als familielid van een gemeenschapsonderdaan meer aanvragen en is haar te verstaan gegeven dat zij een mvv-aanvraag op grond van artikel 8 EVRM moest doen. De rechtbank is van oordeel dat deze benadeling voor eiseres onredelijk uitpakt. Verweerder heeft zich daarom niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Conclusie
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet alsnog beoordelen of eiseres aan de materiële voorwaarden voor een mvv voor gezinshereniging met haar zoon voldoet. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit geen efficiënte wijze van afdoening is. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
26 november 2021

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.