ECLI:NL:RBDHA:2021:17129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL21.12351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om afgifte van document op basis van artikel 9 Vreemdelingenwet 2000 zonder nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, maar deze aanvraag werd afgewezen door verweerder op 28 september 2021. De afwijzing was gebaseerd op artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiseres geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die haar aanvraag konden onderbouwen.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar het bezwaar werd door verweerder kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 7 oktober 2021 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank overwoog dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van haar identiteit en nationaliteit, en dat de documenten die zij had overgelegd niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt, omdat deze pas in beroep waren ingediend.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de afwijzing van haar aanvraag konden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 november 2021 en is te vinden op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL21.12315
uitspraak van enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

In het besluit van 28 september 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 6 augustus 2020 tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingewet 2000 (Vw) afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek om een voorlopige voorziening staat geregistreerd met zaaknummer AWB 21/1253.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 30 juni 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak AWB 21/1253, op 7 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die de zitting heeft bijgewoond door middel van een skype-verbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiseres is geen griffierecht verschuldigd.
2. Eiseres heeft verzocht om afgifte van een document waaruit haar rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan1 blijkt. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres geen nieuwe feiten en omstandigheden2 aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
3. Eiseres voert aan dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen door enkel te verwijzen naar het ontbreken van een paspoort zonder daarbij in te gaan op alle wel zich in het dossier bevindende stukken ter onderbouwing van de nationaliteit en identiteit van eiseres. Eiseres heeft al in bezwaar aangegeven dat er stukken zijn van de ambassade en dat de bewijzen nog worden gestuurd. Verder is nog een mogelijkheid genoemd om een paspoort voor eiseres te regelen. Om die mogelijkheid te kunnen benutten, wilde eiseres in overleg met verweerder. Door het bestreden besluit te nemen, heeft verweerder eiseres die mogelijkheid ontnomen. Daardoor is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de aanvraag heeft afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb. Op grond van dit artikel is een aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, als na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan. Beoordeeld moet daarom worden of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan haar herhaalde aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
5. Onder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, als op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen. De aanvrager dient de nieuwe feiten uiterlijk in de bezwaarfase naar voren te brengen.3
6. De aanvraag van 2 mei 2018 was net als de huidige aanvraag een aanvraag om afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Die aanvraag is afgewezen omdat niet is gebleken dat sprake is van een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen eiseres en haar dochter dat haar dochter gedwongen zou zijn het grondgebied van de EU te verlaten als aan eiseres een verblijfsrecht wordt geweigerd. Daarnaast is aan die afwijzing ten grondslag gelegd dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet heeft onderbouwd. Het tegen dit besluit ingediende beroep is ongegrond verklaard.4 Ook het tegen die uitspraak ingediende hoger beroep is ongegrond verklaard.5
1. Op grond van artikel 9 van de Vw kan een dergelijk document worden verstrekt aan een gemeenschapsonderdaan.
2 Als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
3 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1493, ro. 3.2
4 Uitspraak van 25 juni 2020 van de rechtbank Den Haag, zaaknummer AWB 19/5027
5 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2020 met zaaknummer 202004205/ 1/ V2
Daarmee is onder meer in rechte komen vast te staan dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet voldoende heeft aangetoond.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Anders dan eiseres stelt, is haar aanvraag niet enkel afgewezen omdat zij geen paspoort zou hebben, maar omdat zij haar identiteit en nationaliteit nog altijd niet heeft aangetoond. Dat eiseres niet geheel documentloos is, maakt niet dat zij haar identiteit en nationaliteit inmiddels wel heeft aangetoond. Daarbij is allereerst van belang dat de documenten die zij bij haar eerdere aanvraag en in bezwaar in de vorige procedure heeft overgelegd, zijn betrokken bij de beoordeling in die procedure. Op basis daarvan kon de identiteit en nationaliteit van eiseres niet worden vastgesteld. In de huidige procedure heeft zij in beroep in aanvulling op de al eerder overgelegde stukken een verklaring van de ambassade van Montenegro en van Kosovo overgelegd. Nu deze stukken pas in beroep zijn overgelegd, kunnen zij al om die reden geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. Weliswaar heeft eiseres in bezwaar aangekondigd dat er bewijzen zouden komen, maar heeft zij deze stukken pas overgelegd nadat een beslissing op bezwaar is genomen. Bovendien kan uit deze stukken alleen worden afgeleid dat zij geen burger is van Montenegro en ook niet van Kosovo, maar daarmee heeft zij nog altijd niet aangetoond wat haar identiteit en nationaliteit wél zijn, zodat de stukken ook om die reden geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. Dat sprake is van een wijziging in de situatie van eiseres omdat zij nu een alleenstaande moeder is die de volledige zorg voor haar kind heeft, kan niet afdoen aan het bestreden besluit, omdat zij nog altijd haar identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt terwijl dit wel van haar mag worden gevraagd.
8. Over de beroepsgrond van eiseres dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat zij in bezwaar om overleg heeft verzocht en verweerder een besluit heeft genomen zonder met haar in overleg te gaan, overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft toegelicht waarom zij met verweerder wilde overleggen. Zij kan een paspoort aanvragen in het land van herkomst. Dit blijkt uit informatie van haar familie. Zij wilde, door middel van overleg met verweerder, bewerkstelligen dat ze daarna weer (legaal) zou kunnen terugkeren naar Nederland. Feitelijk komt haar verzoek er daarmee op neer dat zij verweerder vraagt haar in de gelegenheid te stellen alsnog haar identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken en daarmee nieuwe feiten en veranderde omstandigheden aan te dragen. Dat verweerder hierover niet in overleg is getreden met eiseres, maakt (de totstandkoming van) het bestreden besluit niet onzorgvuldig. Het is immers aan eiseres om nieuwe feiten en veranderde omstandigheden aan haar aanvraag ten grondslag te leggen. Dat heeft zij niet gedaan.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan verweerder niet had kunnen volstaan met een afwijzing onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.