Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van
10 juni 2021 in de zaak tussen
Inleiding en procesverloop
Overwegingen
1voor het verkrijgen van de gevraagde verblijfsvergunningen. Ook voldoen eisers niet aan de voorwaarden om een uitzondering
2te maken op dit mvv-vereiste, want eisers voldoen niet aan de voorwaarde b uit het uitzonderingsbeleid in de Afsluitregeling. Door of namens eiseres 1 is eerder namelijk geen asielaanvraag ingediend.
3is voor een geslaagd beroep op artikel 4:84 van de Awb vereist dat de aangevoerde omstandigheden binnen de strekking en reikwijdte vallen van het gevoerde beleid inzake de uitoefening van de in de desbetreffende procedure aan de orde zijnde bevoegdheid. Voorts volgt uit die rechtspraak dat omstandigheden die binnen de strekking en reikwijdte van dat beleid vallen en die bij de totstandkoming daarvan zijn betrokken, niet als bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb zijn aan te merken.
4een oordeel gegeven. De Afsluitingsregeling bestond toen nog niet, maar in de Regeling langdurig verblijvende kinderen stond dezelfde voorwaarde b als in de Afsluitingsregeling. Volgens de ABRvS mocht verweerder het onderscheid tussen kinderen met en zonder een asielachtergrond in redelijkheid maken. Bij het opstellen van de Afsluitingsregeling is dezelfde bewust de keuze gemaakt om bepaalde aanvragen wel, en andere aanvragen niet onder deze regeling te laten vallen. De rechtbank acht die keuze, gezien de uitspraak van de ABRvS, niet onredelijk. De gevolgen van die keuze zijn dan niet aan te merken als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
5en die van de ABRvS
6volgt dat verweerder bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van privéleven en familie- en gezinsleven een "fair balance" moet vinden tussen het belang van de vreemdeling en de gezinsleden enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moet hij alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar betrekken.