ECLI:NL:RBDHA:2021:17097
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van Marokkaanse vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Marokkaanse vreemdeling. De vreemdeling had op 22 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, op 8 september 2021 is hij met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang, wat door de Dienst Terugkeer en Vertrek aan de rechtbank is gemeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld, maar de vreemdeling en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde heeft wel telefonisch en schriftelijk contact gehad met de rechtbank, maar kon niet bevestigen waar de vreemdeling zich bevond.
De rechtbank overweegt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel vanuit wordt gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van de vreemdeling heeft weliswaar aangegeven nog contact te hebben met hem, maar kon geen concrete informatie geven over zijn verblijfplaats of de voortgang van de procedure. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de vreemdeling geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag.
De rechtbank heeft daarom het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 30 september 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.