ECLI:NL:RBDHA:2021:17097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
NL21.14109 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van Marokkaanse vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Marokkaanse vreemdeling. De vreemdeling had op 22 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, op 8 september 2021 is hij met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang, wat door de Dienst Terugkeer en Vertrek aan de rechtbank is gemeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld, maar de vreemdeling en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde heeft wel telefonisch en schriftelijk contact gehad met de rechtbank, maar kon niet bevestigen waar de vreemdeling zich bevond.

De rechtbank overweegt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel vanuit wordt gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van de vreemdeling heeft weliswaar aangegeven nog contact te hebben met hem, maar kon geen concrete informatie geven over zijn verblijfplaats of de voortgang van de procedure. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de vreemdeling geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag.

De rechtbank heeft daarom het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 30 september 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14109
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.14110, op 23 september 2021 op
zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [1994] . Eiser heeft op 22 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
4. Verweerder heeft de rechtbank op 16 september 2021 bericht dat bij de Dienst Terugkeer en Vertrek op 8 september 2021 het bericht is ontvangen dat eiser met onbekende bestemming (mob) is vertrokken uit de opvang, waarop eiser mob is gemeld. In dit kader beoordeelt de rechtbank of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
5. Als een vreemdeling, die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, wordt er in beginsel, op grond van vaste rechtspraak, vanuit gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1
6. Op 16 september 2021 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd telefonisch aan de griffier van de rechtbank medegedeeld dat zij nog wel contact heeft met eiser, maar dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen.
7. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser op 20 september 2021 schriftelijk gereageerd op het bericht van verweerder dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde heeft aangevoerd dat eiser nog wel procesbelang heeft, omdat de gemachtigde persoonlijk contact heeft gehad met eiser. De gemachtigde van eiser beroept zich op haar verschoningsrecht wat betreft de vraag waar eiser zich bevindt.
8. Bij brief van 21 september 2021 heeft de rechtbank aanvullende vragen gesteld aan de gemachtigde van eiser over vraag of zij wel op de hoogte is van de verblijfplaats van eiser, en of eiser zich in Nederland bevindt. Ook wil de rechtbank van de gemachtigde weten op welke momenten zij contact heeft gehad met eiser over deze procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt en op welke wijze zij contact met eiser onderhoudt. De rechtbank vraagt verder om verduidelijking op het punt van het beroep op het verschoningsrecht.
9. In reactie op deze brief heeft de gemachtigde op 21 september 2021 de rechtbank bericht dat zij niet weet waar eiser zich bevindt en zij per e-mail persoonlijk contact met eiser heeft gehad over de zaak en de zitting.
10. De rechtbank overweegt dat gebleken is dat eiser op 8 september 2021 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang. Verweerder, noch eisers gemachtigde, weet waar hij verblijft, en of eiser nog in Nederland verblijft. Daarnaast blijkt uit de informatie van de gemachtigde niet wanneer voor het laatst contact is geweest tussen haar en eiser over de voortgang van de procedure, en of er na de mob-melding nog contact is geweest, terwijl haar daar wel naar is gevraagd. In lijn met eerdergenoemde vaste
1. Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
rechtspraak neemt de rechtbank in dit geval aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de aanvankelijk door hem gezochte bescherming hier in Nederland. Aldus heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2021 door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
30 september 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.