Overwegingen
1. Eiser heeft de Guinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2000. Hij heeft op 23 september 2019 een asielaanvraag gedaan.4 Deze is met het bestreden besluit afgewezen. Hiertegen richt zich het beroep.
1. als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2 als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw j.o. artikel 3.6a, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) of artikel 3.6ba, eerste lid, Vb
3 op grond van artikel 64 Vw
4 voor een verblijfsvergunning asiel als bedoelt in artikel 28 van de Vw
Inhoud bestreden besluit (in essentie weergegeven)
2. Verweerder stelt over de afgewezen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dat bepaalde elementen geloofwaardig worden geacht. De toegedichte afvalligheid wordt echter niet geloofwaardig geacht. Eisers vader heeft weliswaar zijn ongenoegen geuit over de kerkbezoeken, vanwege zijn positie als imam, maar hier volgt niet uit dat eiser ook als afvallige is bestempeld. Daarbij is de gestelde toegedichte afvalligheid door eisers vader te laat in de procedure naar voren gebracht5, namelijk tijdens de correcties en aanvullingen. Hierdoor twijfelt verweerder er aan of dit wel een reden voor vertrek was. Te meer daar eiser tijdens de gehoren de gelegenheid heeft gekregen dit punt naar voren te brengen en hem op verschillende manieren is gevraagd hoe zijn vader tegenover zijn geloofsovertuiging stond.6
3. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder niet aangetoond dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft verder geen poging ondernomen bescherming in te roepen van de Guinese autoriteiten of een NGO.7 Hij had onder begeleiding van zijn moeder aangifte kunnen doen, maar heeft dit niet gedaan. Daarbij is niet gebleken dat de autoriteiten geen bescherming wilden bieden, zij hebben immers eisers vader gemaand hem niets aan te doen. Ook is er een binnenlands vestigingsalternatief, eiser heeft er namelijk blijk van gegeven zich op jonge leeftijd elders in Guinee te kunnen vestigen.
Beroepsgronden (in essentie weergegeven)
4. Eiser vindt het onterecht dat de toegedichte afvalligheid niet geloofwaardig is geacht, omdat hij niet precies deze woorden heeft gebruikt. Dit kan gezien eisers leeftijd, achtergrond en opleidingsniveau niet van hem verwacht worden. Het is daarbij niet noodzakelijk dat een vreemdeling dit zelf stelt.8 Verweerder had tijdens het gehoor moeten doorvragen over de toegedichte afvalligheid.9
5. Hoe dan ook kan uit de zienswijze en eisers verhaal opgemaakt worden dat hij het heeft over toegedichte afvalligheid. Zo komt naar voren dat de vader van eiser (vanwege zijn positie als imam) hem de kerkbezoeken kwalijk nam, omdat dit hoort bij het christendom en niet bij de islam. Ook heeft eiser verklaard dat hij door zijn vader is mishandeld vanwege de kerkbezoeken, wat door verweerder geloofwaardig is geacht.
De rechtspraak waar verweerder naar verwijst10 gaat niet op. In die zaak stonden de correcties en aanvullingen haaks op de in het nader gehoor opgenomen verklaringen. Dit terwijl eisers correcties en aanvullingen slechts een verduidelijking van zijn standpunt zijn.
6. Ook vindt eiser dat hij ten onrechte niet als vluchteling11 is aangemerkt. Hij vreest, vanwege de toegedichte afvalligheid van de islam, voor vervolging op grond van religie in zijn land van herkomst. Eiser stelt dat hij in Guinee geen effectieve bescherming kan
5 uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2538 6 Verweerder verwijst naar pagina 23, 27 en 31 van het nader gehoor.
8 Werkinstructie (WI) 2019/18
11 in de zin van het Vluchtelingenverdrag
inroepen van de autoriteiten. Uit de brief van Vluchtelingenwerk van 3 juni 2021 en de landeninformatie blijkt hoe men in Guinee met afvalligen omgaat en dat sprake is van corruptie bij de politie. Ook is het zo dat minderjarigen in Guinee onvoldoende toegang hebben tot het rechtssysteem.12 Verder was eisers vader een vooraanstaand man met groot gezag. Hij kon dreigementen uiten waar de politie bij was, zonder opgepakt te worden.
Verweerder heeft nagelaten te toetsen of er een binnenlands vestigingsalternatief is en of van eiser redelijkerwijs verwacht kan worden zich in een ander deel van Guinee te vestigen.
7. Het feit dat een vreemdeling in het verleden is blootgesteld aan vervolging geldt als duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM gegrond is. De bewijslast om aan te nemen dat de vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM niet opnieuw zal plaatsvinden, rust daarom volgens eiser op verweerder.