Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 19 november 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J. Eizenga, en een tolk, I. Soltani. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. S.H.F. Pols.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de aanvraag van verzoeker ongegrond was verklaard en dat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 748,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de punten en de wegingsfactor. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.