ECLI:NL:RBDHA:2021:16958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.8256
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking bestreden besluit in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om vergoeding van proceskosten na de intrekking van een bestreden besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster, die in Addis Abeba was aangekomen, had eerder een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend, welke was afgewezen. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar ongegrond verklaard. Echter, op 7 oktober 2021 trok de Staatssecretaris het bestreden besluit in, waarna verzoekster haar beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het bestreden besluit niet kon worden gezien als een erkenning van onrechtmatigheid, omdat de intrekking voortkwam uit nieuwe feiten en omstandigheden die buiten de onderzoekslast van de Staatssecretaris vielen. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante artikelen over proceskostenveroordeling. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek om proceskostenvergoeding toe te wijzen, aangezien de Staatssecretaris niet had erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was.

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C. Karman, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen, en werd op 13 december 2021 bekendgemaakt. De rechtbank benadrukte dat de intrekking van het besluit niet als tegemoetkoming kon worden beschouwd, en dat de verzoekster niet onzorgvuldig was behandeld door de Staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8256
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R. Hijma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 12 augustus 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot een voorlopig verblijf (mvv) voor het doel nareis afgewezen.
In het besluit van 20 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 7 oktober 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft op 27 oktober 2021 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de
indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie is geen sprake van tegemoetkomen die grond vormt voor een kostenveroordeling.1
4. De rechtbank stelt vast dat verzoekster na het bestreden besluit begin juni 2021 in Addis Abeba is aangekomen. Hierdoor kon alsnog DNA-onderzoek worden uitgevoerd. De reden voor de intrekking van het bestreden besluit is de aankomst van verzoekster in Addis Abeba. De aankomst van verzoekster moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als het bekend worden van nieuwe feiten en omstandigheden die buiten de onderzoekslast van verweerder vallen. Verweerder heeft daarom met de intrekking van het bestreden besluit niet erkend dat dit onrechtmatig was. De intrekking kan daarom niet worden gezien als een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming.
5. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen zonder eerst contact op te nemen met verzoekster Verzoekster heeft verweerder op 25 april 2021 bericht dat zij voorlopig niet naar Ethiopië zal uitreizen vanwege de onrust in Addis Abeba. Er was geen zicht op wanneer zij wel zou kunnen uitreizen. Verweerder hoefde daarom geen aanleiding te zien om het nemen van een besluit aan te houden.
6. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om het verzoek om een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
13 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. C. Karman R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten,
kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.