ECLI:NL:RBDHA:2021:16952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
Nl21.18183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had eerder op 4 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen, wat leidde tot zijn overdracht aan Zwitserland op 8 juni 2021. Na zijn terugkeer naar Nederland diende eiser op 19 oktober 2021 opnieuw een asielaanvraag in, die wederom door de Staatssecretaris werd afgewezen op dezelfde gronden.

Tijdens de zitting op 7 december 2021, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de argumenten van eiser beoordeeld. Eiser voerde aan dat hij gediscrimineerd werd in Zwitserland en dat de coronapandemie een belemmering vormde voor zijn overdracht. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, aangezien Zwitserland als veilig land wordt beschouwd voor asielzoekers. Eiser kon niet aantonen dat hij in Zwitserland niet adequaat behandeld zou worden of dat er een risico op indirect refoulement bestond.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om zijn claims te onderbouwen, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18183
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op 7 december 2021, tezamen met NL21.18184, plaatsgevonden. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft voor het eerst op 4 maart 2021 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Naar aanleiding hiervan is eiser op 8 juni 2021 overgedragen aan de Zwitserland. Eiser is later teruggekeerd naar Nederland en heeft op 19 oktober 2021 opnieuw een asielaanvraag gedaan. Verweerder heeft deze asielaanvraag van eiser opnieuw niet in behandeling genomen, omdat volgens verweerder Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag (bestreden besluit). Verweerder heeft aan Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
Zienswijze als herhaald in gelast
2. Eiser voert aan dat hetgeen hij in de voorfase heeft vermeld en gesteld gehandhaafd blijft en als herhaald moet worden ingelast.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op de standpunten uit de zienswijze van eiser. Wanneer eiser deze standpunten in beroep herhaalt moet hij specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in het bestreden besluit niet juist is op die punten. Aangezien eiser dit niet heeft gedaan ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat die motivering onvoldoende of onjuist is.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van Zwitserland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij wordt namelijk gediscrimineerd in Zwitserland en verweerder is hier ten onrechte onvoldoende gemotiveerd aan voorbijgegaan. Eiser verwijst ten aanzien van de discriminatie naar een nieuwsartikel van One World: ‘Een rijk dorp in Zwitserland wilde geen vluchtelingen opvangen en koos ervoor in plaats daarvan een boete van 300.000 euro per jaar te betalen’.
5. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in zijn uitspraak van 4 november 2020 uitgelegd dat Zwitserland voor de toepassing van de Dublinverordening gelijk wordt gesteld met de lidstaten van de Europese Unie. Daarnaast is Zwitserland net als Nederland partij bij het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en gebonden aan andere Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. In zijn algemeenheid mag verweerder daarom ook ten opzichte van Zwitserland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Het overgelegde nieuwsartikel is een incident dat is gebeurd in Zwitserland, hier kunnen geen algemene conclusies uit getrokken worden. Hieruit blijkt ook niet van discriminatie tegen eiser waardoor hij niet overgedragen kan worden aan Zwitserland en dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan zou kunnen worden. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat eiser zich, als hij problemen ervaart met discriminatie, dan wel de asielprocedure, moet wenden tot de (hogere) Zwitserse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen, of dat klagen bij de (hogere) autoriteiten geen zin zal hebben. Niet is gebleken dat eiser heeft geprobeerd zich te wenden tot de autoriteiten van Zwitserland. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Indirect refoulement
7. Eiser voert verder aan dat hij niet teruggestuurd kan worden naar Tunesië, omdat het een onveilig land is, met name door de staatsgreep van 25 juli 2021. Eiser verwijst hierbij onder meer naar een artikel van Trouw van 25 juli 2021, een artikel van de Volkskrant van
10 oktober 2021 en een rapport van Amnesty International van 5 oktober 2021. Dit is relevant aangezien zijn eerste asielaanvraag in Zwitserland is afgewezen en hij dus bij een eventuele herhaalde asielaanvraag teruggestuurd zal worden naar Tunesië. Hierdoor is er een risico op indirect refoulement..
8. De rechtbank oordeelt als volgt. Zoals hiervoor overwogen mag verweerder ten aanzien van Zwitserland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarom ligt het in deze zaak op de weg van eiser om zijn stelling ten aanzien van het risico op indirect refoulement te onderbouwen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk door de Zwitserse autoriteiten teruggestuurd zal worden naar Tunesië. De enkele stelling dat hij zal worden teruggestuurd is daartoe onvoldoende. Daarnaast dient eiser de redenen die hij geeft om niet terug te kunnen naar Tunesië in een eventuele herhaalde asielprocedure in Zwitserland aan te voeren. Zwitserland garandeert met het claimakkoord dat ook een nieuwe aanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld aan de hand van dezelfde criteria als in Nederland en in lijn met verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Dit houdt ook in dat Zwitserland ervoor moet zorgen dat een eventuele uitzetting niet in strijd zal zijn met het verbod op refoulement. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Artikel 17 Dublinverordening
10. Eiser voert verder aan dat artikel 17 van de Dublinverordening in de weg staat aan een overdracht aan Zwitserland, gezien de coronapandemie en het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarin is vermeld dat er veiligheidsrisico’s zijn. Een overdracht aan Zwitserland brengt namelijk onnodige gezondheidsrisico’s met zich mee.
11. Voor zover eiser aanvoert dat de coronapandemie een omstandigheid is op grond waarvan verweerder de asielaanvraag aan zich moet trekken, slaagt dit niet. De coronapandemie betreft geen bijzondere individuele omstandigheid die van onevenredige hardheid getuigd. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verweerder heeft toegelicht dat bij een overdracht de toepasselijke corona-maatregelen in acht genomen zullen worden. Ook legt eiser niet uit welke gezondheidsrisico’s hij zou oplopen bij een overdracht aan Zwitserland. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de omstandigheid dat geadviseerd wordt de reisbewegingen zoveel mogelijk te beperken vanwege het coronavirus, een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbelemmering kan zijn en dit de vaststelling van Zwitserland als verantwoordelijke staat niet onrechtmatig maakt. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
12. Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1032.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
16 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.