ECLI:NL:RBDHA:2021:16948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2021 uitspraak gedaan in de zaken NL21.18288 en NL21.18289, waarbij eisers, een gezin met minderjarige kinderen, een beroep hebben ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Tijdens de zitting op 7 december 2021 hebben eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat er in Italië ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, zoals bevestigd in het Jawo-arrest.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris in zijn besluit mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals ook bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De rechtbank concludeert dat de informatie die eisers hebben aangedragen onvoldoende is om te concluderen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat eisers in Italië eerder opvang en leefgeld hebben ontvangen en dat Italië hen nu ook garanties biedt voor opvang en toegang tot de asielprocedure.
De rechtbank heeft het verzoek van eisers om aanhouding van de zaak afgewezen, omdat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.