ECLI:NL:RBDHA:2021:16937
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. P.L.E.M. Krauth, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. van de Wal, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 14 september 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat betekent dat Nederland mag aannemen dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. De eiser voerde aan dat er concrete omstandigheden waren die aanleiding moesten geven om zijn aanvraag in behandeling te nemen, maar de rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de asielprocedure in Italië niet aan de vereisten voldoet. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat de asielprocedure in Italië niet in strijd is met de internationale verplichtingen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.