ECLI:NL:RBDHA:2021:16935
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. Eiser heeft op 20 augustus 2021 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 14 september 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de reactie van verweerder zorgvuldig gewogen.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht heeft beroepen op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Roemenië gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er redenen zijn om aan te nemen dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om dit vermoeden te weerleggen, wat hij niet heeft gedaan.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na bekendmaking in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.