ECLI:NL:RBDHA:2021:16933
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet in het kader van Dublinoverdracht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Nigeriaanse eiser die uitstel van vertrek had aangevraagd op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de eiser voor uitstel van vertrek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen, omdat de benodigde informatie niet was overgelegd. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij niet naar Italië kon reizen. De rechtbank oordeelde dat de coronapandemie geen reden was voor uitstel van vertrek, aangezien de eiser in Italië toegang zou hebben tot medische zorg. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser geen documenten had overgelegd die aantoonden dat hij niet in staat was om te reizen. De rechtbank heeft de aanvraag om uitstel van vertrek ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.