ECLI:NL:RBDHA:2021:16876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.13657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met afwijzing verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 een mondelinge uitspraak gedaan in een procedure over een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Chinese nationaliteit houdende vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel 'familie en gezin'. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat verzoekster geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had en niet voor vrijstelling in aanmerking kwam. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er een terugkeerbesluit tegen haar was uitgevaardigd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. F. Jansen. De Staatssecretaris was niet aanwezig op de zitting. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, ondanks het standpunt van de Staatssecretaris dat er geen concrete uitzettingsdatum bekend was. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het bestreden besluit, waardoor verzoekster de beslissing op haar bezwaar in Nederland mocht afwachten. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor verzoekster om haar bezwaar in Nederland af te wachten, vooral gezien het feit dat er een terugkeerbesluit tegen haar was uitgevaardigd. De voorzieningenrechter volgde de argumenten van verzoekster en oordeelde dat het belang van verzoekster zwaarder woog dan dat van de Staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13657
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. F. Jansen),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: P. Ozturk).

Procesverloop

In het besluit van heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een
verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 november 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen de heer

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • schorst het bestreden besluit tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.496,-, te betalen door verweerder aan verzoekster.

Overwegingen

1. Verzoekster is geboren op [geboortedatum] en heeft de Chinese nationaliteit.
Verzoekster heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning met als verblijfdoel ‘familie en gezin’ ingediend, om verblijf te krijgen bij haar partner, de heer [A] (referent).
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoekster geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en zij niet voor vrijstelling van het
zogenoemde mvv-vereiste in aanmerking komt. Daaraan legt verweerder ten grondslag dat de uitzetting van verzoekster niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens verweerder is tussen verzoekster en referent sprake van familieleven, maar de belangenafweging valt volgens verweerder in het nadeel van verzoekster. Verweerder is verder van mening dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen. De reisbeperkingen in verband met Covid-19 raken iedereen en niet gebleken is dat verzoekster niet kan reizen naar China.
3. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 23 november 2021 op het standpunt gesteld dat het spoedeisend belang ontbreekt omdat er geen concrete uitzettingsdatum bekend is.
4. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt van verweerder niet. Het feit dat verzoekster verwijderbaar is, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter reeds mee dat er sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat tegen verzoekster een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, dat nog steeds geldt.
5. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat het verzoekschrift van verzoekster inhoudelijk onweersproken is gebleven. Verweerder heeft niet gereageerd op de argumenten uit het verzoekschrift en is ook niet op de zitting verschenen om een standpunt toe te lichten. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van verzoekster om de bezwaarprocedure in Nederland te kunnen afwachten zwaarder weegt dan het belang van verweerder.
6. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit. Dit betekent dat verzoekster de beslissing op haar bezwaar hier in Nederland mag afwachten. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder verder in de door verzoekster gemaakte proceskosten en stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter
zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken door mr. C. Karman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier, op 29 november 2021.
Het proces-verbaal is bekendgemaakt op:
29 november 2021

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.