Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 3 november 2021 door de Staatssecretaris was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die zich in Nederland bevond, niet voldoende gronden had aangevoerd om het inreisverbod te betwisten. De rechtbank oordeelde dat de eiser tijdens het gehoor voor het opleggen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet duidelijk had gemaakt dat hij een belang had dat verweerder had moeten motiveren om van het inreisverbod af te zien. De rechtbank volgde het standpunt van de Staatssecretaris dat de antwoorden van de eiser niet wezenlijk genoeg waren om aan te nemen dat hij het niet eens was met het inreisverbod.
Daarnaast werd de vraag behandeld of de eiser recht had op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring op 9 november 2021 was opgeheven. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest, omdat de gronden voor de bewaring voldoende waren en de eiser niet in zijn belangen was geschaad door de verlenging van de ophouding. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en werd openbaar gemaakt op 18 november 2021.