ECLI:NL:RBDHA:2021:16852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Egyptische nationaliteit. De eiser was op 18 maart 2021 in bewaring gesteld en had op 26 oktober 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 10 november 2021 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest, aangezien de gronden voor de bewaring niet door eiser waren betwist. Eiser voerde aan dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld bij het aanvragen van een vlucht naar Egypte, maar de rechtbank oordeelde dat de termijn van vijftien dagen voor het boeken van de vlucht voldoende was, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17422
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. V. Senczuk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theoloudou).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 10 november 2021 de maatregel van bewaring opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1989] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Bewaringsgronden
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist.
Voortvarendheid
5. Eiser voert aan dat hij op 18 maart 2021 in bewaring is gesteld en pas op 10 november 2021 is uitgezet naar Egypte. Dit betekent dat hij bijna acht maanden in bewaring heeft gezeten. Gelet op deze lange bewaringsduur heeft verweerder volgens eiser onvoldoende voortvarend gehandeld ten aanzien van de vluchtaanvraag. Op 25 oktober 2021 is het beroep van eiser tegen zijn afwijzende asielbeschikking ongegrond verklaard,
maar is niet meteen een vlucht aangevraagd naar Egypte. Eiser heeft een covid-vaccinatie en heeft twee dagen voor zijn uitzetting nog een covid-test gedaan. Verweerder heeft dus vijftien dagen nodig gehad om een vlucht naar Egypte te boeken, dat vindt eiser onvoldoende voortvarend gezien het feit dat hij al zo lang in bewaring zat.
6. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De maatregel van bewaring van 26 oktober 2021 op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw ligt ter toetsing voor. De voorafgaande maatregelen kunnen als zodanig niet beoordeeld worden in dit beroep. Op 25 oktober 2021 is het beroep van eiser in zijn asielzaak ongegrond verklaard, voor deze periode kon verweerder geen acties ondernemen, omdat er een asielprocedure liep. Op 26 oktober 2021 heeft verweerder een vluchtaanvraag verzonden en op 4 november 2021 zijn de vluchtgegevens bekend geworden. De vlucht was gepland op 10 november 2021.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Daarnaast is ook een nieuwe laissez passer (LP) aanvraag gedaan, waarna de LP op 5 november 2021 is binnengekomen. Dit betekent dat eiser binnen twee weken na zijn ongegrond verklaarde beroep is vertrokken naar Egypte. Dit acht de rechtbank voldoende voortvarend. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
18 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.