ECLI:NL:RBDHA:2021:16850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Egyptische asielzoeker en de voortvarendheid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Egyptische asielzoeker. De eiser, die stelt van Egyptische nationaliteit te zijn, is op 6 november 2021 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een concreet aanknopingspunt voor een overdracht naar Italië bestaat en er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht.

Tijdens de zitting op 15 november 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, voldoende zijn om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de zware grond 3a betwist, maar heeft geconcludeerd dat de overige gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen.

Eiser heeft ook aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de Dublinclaim. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld, aangezien er een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en verweerder afhankelijk is van de beschikbaarheid van vluchten naar Italië. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17493
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Jafoute. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1979] .
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware grond 3a betwist. Het is namelijk onterecht om eiser als asielzoeker tegen te werpen dat hij Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen, terwijl hem dit bij zijn asielaanvraag niet is tegengeworpen. De overige zware en lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd worden niet betwist.
4. De zware gronden 3b, 3c en 3k en alle lichte gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, zijn voldoende om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en kunnen de maatregel van bewaring al dragen. De rechtbank laat het geschilpunt over de zware grond 3a daarom onbesproken.
Voortvarendheid
5. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Het gaat in dit geval namelijk om een Dublinclaim en die moet snel geëffectueerd worden. Eiser is op 6 november 2021 in bewaring gesteld en er is nog niets concreets in gang gezet. Op 10 november 2021 is er weliswaar een vertrekgesprek geweest, maar nergens blijkt uit dat verweerder een vlucht heeft geboekt, of bezig is met het boeken van een vlucht.
6. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Verweerder heeft een eerste daadwerkelijke overdrachtshandeling verricht op 10 november 2021, dit was een vertrekgesprek. Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat er maar één of twee vluchten per week naar Italië vertrekken met een beperkt aantal plaatsen, waardoor er niet altijd plek is op een vlucht die dicht bij de datum van inbewaringstelling ligt. Verweerder doet zijn best om eiser zo snel mogelijk op een vlucht naar Italië te zetten, maar is dus afhankelijk van andere partijen. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Zicht op overdracht
7. Voor zover eiser aanvoert dat het zicht op overdracht ontbreekt, omdat de overdrachtstermijn niet gehaald kan worden, volgt de rechtbank eiser hierin niet. Op 8
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
oktober 2021 is het overdrachtsbesluit van eiser opgeschort, omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De overdrachtstermijn is door deze opschorting met 18 maanden verlengd. Daarnaast is de laissez-passer van eiser nog geldig tot 21 november 2021. Er kan dus thans niet worden vastgesteld dat de overdracht van eiser naar Italië niet door kan gaan. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Lichter middel
8. Eiser voert verder aan dat hij het moeilijk heeft in bewaring. Hij zegt dat hij moe is en psychisch ook niet helemaal goed is.
9. De rechtbank oordeelt dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd voldoende reden zijn om eiser in bewaring te stellen. Daarnaast is eiser ook al eerder met onbekende bestemming vertrokken. Hoewel het invoelbaar is dat de detentie eiser zwaar valt, weegt het belang van verweerder om te voorkomen dat eiser zich opnieuw aan het toezicht zal onttrekken zodra de overdracht naar Italië reëel wordt, in dit geval zwaarder dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
16 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.