Overwegingen
1. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1976.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist.
Proces-verbaal van gehoor van inbewaringstelling
4. Eiser merkt op dat het proces-verbaal van de inbewaringstelling op 1 november 2021 is opgemaakt en getekend, terwijl de maatregel van bewaring is opgelegd op 31 oktober 2021. Eiser vraagt zich af hoe verweerder de maatregel van bewaring heeft kunnen opleggen, als het gehoor voor de inbewaringstelling toen nog niet bekend was bij verweerder.
5. De rechtbank overweegt als volgt. In de aanhef van het proces-verbaal van het gehoor voor de inbewaringstelling staat de tijd en datum ‘31-10-2021 om 17:35’ vermeld. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de inhoud van het gehoor voor de inbewaringstelling ten tijde van de oplegging van de maatregel van bewaring ambtshalve bekend was. Dit is ook terug te zien in de maatregel van bewaring, waarin de verklaringen die eiser heeft afgelegd kenbaar zijn meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser, doordat het proces-verbaal een dag later is opgemaakt en ondertekend, niet in zijn belangen geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert aan dat het gehoor voor de inbewaringstelling onterecht is voortgezet, omdat eiser ten tijde van het gehoor medische klachten had. Eiser betoogt dat het afnemen van het gehoor blijkbaar belangrijker is dan de gezondheid van eiser en stelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het gehoor niet te onderbreken en op een ander moment verder te gaan. Daarbij wijst eiser erop dat er in asielzaken eerst een medisch onderzoek wordt verricht voordat er wordt gehoord.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van onzorgvuldig handelen door verweerder, gelet op de volgende passages uit het gehoor voor de inbewaringstelling: “
Verbalisant: Hoe is uw gezondheid?
Eiser: Ik ben alcohol verslaafd en ik heb enkele dagen geen alcohol gehad. Ik bibber en zweet en heb het koud en warm. Ik voel me niet lekker maar het gaat. Ik kan uw vragen beantwoorden.”
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, Vb.
Aan het einde van het gehoor heeft de verbalisant de volgende opmerking gemaakt: “
Tijdens het verhoor raakte de betrokkene in een stresssituatie. Hij voelde zich niet lekker, zweette, had het koud. Zoals al in zijn verklaring gaf hij opnieuw aan verslaafd te zijn aan alcohol. Hij had al enkele dagen niet meer gedronken. Hij wilde graag een spuitje van de doctor om zich weer beter te voelen. Ik heb de GGD arts gewaarschuwd en die heeft hem na het verhoor medisch onderzocht en een tablet gegeven om weer te herstellen.”
8. Eiser geeft in het gehoor aan dat hij klachten heeft, maar dat hij wel in staat is om de vragen te beantwoorden. Hier mocht verweerder dan ook vanuit gaan. Daarnaast is na het gehoor een GGD arts gewaarschuwd, die hem na het gehoor medisch heeft onderzocht. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hier niet uit dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser stelt dat hij een verblijfsrecht heeft in Italië en dat het bewijs hiervan op zijn kamer ligt, maar die is voor hem niet meer toegankelijk. Verweerder heeft dit punt ten onrechte niet meegenomen in de maatregel van bewaring.
10. Verweerder stelt te zijn uitgegaan van het terugkeerbesluit van 27 augustus 2020, dat eiser toen niet heeft bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom mogen uitgaan van de juistheid van dit terugkeerbesluit. Dat eiser zijn verblijfsrecht in Italië niet kan aantonen omdat hij geen toegang meer heeft tot zijn kamer, kan verweerder niet worden aangerekend. De beroepsgrond slaagt niet.
Tijdigheid wijziging grondslag
11. Eiser voert aan dat hij tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling op 31 oktober 2021 al heeft aangegeven dat hij een asielwens heeft. Verweerder heeft pas een dag later op de juiste grondslag aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd, op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft eiser op 31 oktober 2021 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw in bewaring gesteld. Eiser heeft in het gehoor voor de inbewaringstelling op 31 oktober 2021 een asielwens geuit. Een dag later heeft verweerder eiser daarom opnieuw gehoord en hem vervolgens op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw in bewaring gesteld. Dit is gebeurd binnen de termijn van twee dagen waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgaat bij een tijdige wijziging van de grondslag van de maatregel van bewaring.3 De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de grondslag van de maatregel van bewaring tijdig heeft gewijzigd. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser wijst erop dat bij zijn gehoor voor de inbewaringstelling op 31 oktober 2021 een tolk in de taal Twi beschikbaar was en dat hij op 1 november 2021 in de Engelse taal is gehoord. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij eerder al had verklaard dat hij zich in het Engels minder goed verstaanbaar kan maken. Eiser voert aan dat het verweerder duidelijk
was dat eiser daarom in het Twi gehoord wilde worden en dat het onduidelijk is waarom verweerder dat niet heeft geregeld.
14. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de verklaringen van eiser in het gehoor voor de inbewaringstelling van 1 november 2021 is niet gebleken dat hij zich niet of niet voldoende duidelijk in het Engels heeft kunnen uitdrukken. In dat gehoor heeft eiser met name zijn eerder geuite asielwens bevestigd en wordt voor een groot deel van de inhoud verwezen naar het eerste gehoor, dat in het Twi heeft plaatsgevonden. Ook heeft eiser tijdens het gehoor van 1 november 2021 geen bezwaar gemaakt tegen het gebruik van een tolk Engels. Daarnaast heeft eiser ter zitting verder niet concreet gemaakt welke verklaringen van hem in dat gehoor verkeerd zijn weergegeven of wat hij nog had willen
toevoegen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser door het afnemen van het gehoor in de Engelse taal dan ook niet in zijn belangen geschaad.
15. De gemachtigde van eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de inbewaringstelling. Hij heeft namelijk medische klachten, die de bewaring voor hem onevenredig zwaar maken.
16. De rechtbank overweegt als volgt. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. In de maatregel van bewaring is gemotiveerd dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijk staat aan de medische zorg in de vrije maatschappij en dat deze zorg voor eiser beschikbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is de bewaring niet onevenredig bezwaarlijk. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat de bewaring van eiser noodzakelijk was, gelet op het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Deze grond slaagt niet.
17. De beroepen zijn ongegrond. Daarom worden ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.