ECLI:NL:RBDHA:2021:16786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
NL21.16641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Russische nationaliteit hebbende vreemdeling. Eiser had op 20 oktober 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 1 november 2021 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, maar de tolk was niet op de juiste locatie. Na overleg werd besloten de zitting zonder tolk voort te zetten, waarbij eiser de mogelijkheid kreeg om later aan te geven of hij een nieuwe behandeling met tolk wenste.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser betwist dat hij zich aan het toezicht heeft onttrokken en dat hij op de juiste wijze Nederland is binnengekomen. Eiser voerde aan dat hij altijd heeft meegewerkt aan de procedures en dat hij niet op de hoogte was van de verplichtingen die op hem rustten. De rechtbank oordeelde echter dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag lagen, feitelijk juist waren. Eiser had zich op 18 augustus 2021 met onbekende bestemming uit het zicht van de autoriteiten onttrokken en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank concludeerde dat er een risico bestond dat eiser zich opnieuw aan het toezicht zou onttrekken.

De rechtbank oordeelde verder dat de belangen van de Staat bij de inbewaringstelling zwaarder wogen dan die van eiser, die niet terug wilde naar Rusland. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16641
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.J. van der Vlis), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De tolk die ter zitting zou verschijnen was aanwezig bij het verkeerde detentiecentrum. In overleg met de gemachtigde van eiser en eiser zelf is besloten de zitting door te laten gaan zonder tolk. Daarbij is afgesproken dat eiser aan het einde van de zitting nogmaals kon laten weten of hij een nieuwe behandeling van de zaak wilde met tolk. Eiser heeft aan het einde van de zitting gezegd dat het niet nodig was om de zaak nog een keer met tolk te behandelen.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1982].
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat alle zware gronden en alle lichte gronden worden betwist. Over de zware grond 3a heeft eiser aangevoerd dat hij op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen, omdat hij een asielprocedure heeft doorlopen en dat hij daarbij steeds heeft meegewerkt. Over de zware grond 3b heeft eiser aangevoerd dat hij op het moment dat hij een afwijzende beschikking kreeg zijn sleutels bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers heeft moeten inleveren. Hij moest het zelf allemaal uitzoeken, maar dat betekent niet dat hij met onbekende bestemming is vertrokken. Hij wist ook niet dat hij zich moest melden. Daarnaast voert eiser over de zware grond 3c aan dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij Nederland moest verlaten. Over de lichte gronden heeft eiser aangevoerd dat de grond 4b niet klopt omdat het niet willen meewerken hiervan niet afhankelijk is. Verder heeft hij geprobeerd om een BSN-nummer te krijgen en zich in te schrijven bij de gemeente [gemeente]. Dit is niet gelukt. Toch heeft hij altijd in zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien, zonder criminele activiteiten te ondernemen. Hij heeft altijd het juiste pad bewandeld en overal aan meegewerkt.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. Het feit dat eiser een asielprocedure heeft doorlopen, zegt niets over hoe hij Nederland is binnengekomen. Dat niet is vast te stellen op welke manier hij Nederland is binnen gekomen, is feitelijk juist. Daarnaast is in de maatregel van bewaring gemotiveerd dat eiser op 18 augustus 2021 met onbekende bestemming is vertrokken, omdat hij zich niet heeft gemeld bij de Nederlandse autoriteiten. Die verplichting rust namelijk op eiser zolang hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Ook blijkt uit de maatregel van bewaring dat de afwijzende beschikking van
29 juli 2021 van eiser tevens een terugkeerbesluit inhoudt, wat betekent dat hij Nederland (en de EU) had moeten verlaten. Zelfs als eiser zich dit niet realiseerde, komt dat voor zijn risico. Het feit blijft dat hij Nederland en Europa had moeten verlaten vanwege het terugkeerbesluit. Dit betekent dat alle zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd feitelijk juist zijn. Daarnaast staat eiser niet ingeschreven in het de Basisregistratie Personen en heeft hij geen vaste woon- en verblijfplaats. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiser heeft gewerkt of voldoende (legale) inkomsten heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien. In de maatregel van bewaring is voldoende gemotiveerd waarom deze lichte gronden leiden tot het oordeel dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5. De rechtbank is van oordeel dat alleen al de zware gronden 3a, 3b en 3c voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan toezicht zal onttrekken en de maatregel van bewaring al kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Lichter middel
6. Eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling. Hij heeft zich namelijk altijd aan alle afspraken gehouden en is bereid (geweest) om mee te werken. Hij heeft veel inspanningen verricht om in Nederland te komen en spreekt ook al goed Nederlands. Als eiser zijn documenten uit Duitsland terug kan krijgen of op kan halen, kan hij zelfstandig vertrekken uit Nederland om naar een ander Europees land te gaan en daar asiel aanvragen.
7. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Eiser heeft tijdens het gehoor voor inbewaringstelling van 20 oktober 2021 gezegd dat hij niet terug wil naar Rusland. Ook ter zitting heeft eiser duidelijk gezegd dat hij niet terug wil naar Rusland. Daarnaast blijkt dat hij naar Duitsland wil om zijn documenten op te halen. Daarmee kan hij dan asiel aanvragen in lidstaten van de Europese Unie waar hij dat nog niet heeft geprobeerd. Ook dit laat zien dat eiser niet terug wil naar Rusland. In dit geval weegt het belang van verweerder bij de inbewaringstelling van eiser zwaarder dan de belangen van eiser. Een lichter middel zal niet effectief zijn, omdat dat is gericht op zelfstandige terugkeer naar Rusland. Uit alles blijkt dat eiser dat niet wil. Daarom heeft verweerder de inbewaringstelling van eiser direct op mogen leggen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
04 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.