ECLI:NL:RBDHA:2021:16771
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw wegens onvoldoende onderbouwing van kwetsbaarheid en dreiging van besnijdenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw. De eiseres, die van Nigeriaanse nationaliteit is, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een zitting op 19 oktober 2021, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De eiseres vreesde voor terugkeer naar Nigeria, waar zij bang was dat zij gedwongen zou worden om terug te keren naar haar echtgenoot en dat haar dochter besneden zou worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres niet in een kwetsbare positie verkeert, omdat zij eerder zelfstandig heeft kunnen overleven en een sociale structuur heeft opgebouwd in Nederland.
De rechtbank heeft de gronden van de eiseres voor haar asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de door haar aangevoerde elementen niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrees voor besnijdenis van de jongste dochter niet aannemelijk is, aangezien de vader van de dochter in Duitsland verblijft en er geen bewijs is dat de eiseres onder druk zal worden gezet door haar familie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de situatie van de eiseres in Nigeria niet als bijzonder kwetsbaar kan worden aangemerkt, gezien haar eerdere zelfstandige levensonderhoud en het feit dat zij vrienden heeft in Nigeria.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de asielaanvraag van de eiseres afgewezen als ongegrond, en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.