ECLI:NL:RBDHA:2021:16771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL21.15863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw wegens onvoldoende onderbouwing van kwetsbaarheid en dreiging van besnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw. De eiseres, die van Nigeriaanse nationaliteit is, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een zitting op 19 oktober 2021, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De eiseres vreesde voor terugkeer naar Nigeria, waar zij bang was dat zij gedwongen zou worden om terug te keren naar haar echtgenoot en dat haar dochter besneden zou worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres niet in een kwetsbare positie verkeert, omdat zij eerder zelfstandig heeft kunnen overleven en een sociale structuur heeft opgebouwd in Nederland.

De rechtbank heeft de gronden van de eiseres voor haar asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de door haar aangevoerde elementen niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrees voor besnijdenis van de jongste dochter niet aannemelijk is, aangezien de vader van de dochter in Duitsland verblijft en er geen bewijs is dat de eiseres onder druk zal worden gezet door haar familie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de situatie van de eiseres in Nigeria niet als bijzonder kwetsbaar kan worden aangemerkt, gezien haar eerdere zelfstandige levensonderhoud en het feit dat zij vrienden heeft in Nigeria.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de asielaanvraag van de eiseres afgewezen als ongegrond, en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15863
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij door haar vader is uitgehuwelijkt aan een man die haar mishandeld heeft. Nadat zij deze man had verlaten, is zij door haar vader verstoten en bij haar oma gaan wonen. Nadat die oma was overleden, is ze via Benin en Italië naar Nederland gereisd. Eiseres vreest dat zij door haar familie weer naar haar echtgenoot zal worden gestuurd en dat haar in Duitsland geboren dochter bij terugkeer naar Nigeria zal worden besneden.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Besnijdenis;
Problemen met ex-partner en besnijdenis oudste dochter;
Schuld bij mensenhandelaar van € 30.000,-;
5. Besnijdenis jongste dochter.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de elementen 1, 2, 4 en 5 geloofwaardig en element 3 ongeloofwaardig worden geacht.
5. Over element 3 heeft eiseres volgens verweerder wisselende verklaringen afgelegd. deze worden in de aanvullingen en correcties niet nader uitgelegd. Ook heeft zij wisselend verklaard over de verblijfplaats van haar dochter [A] .
Over de relevante elementen 1, 2, 4 en 5 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze niet zijn te herleiden tot één van de gronden in het Vluchtelingenverdrag.
Eiseres heeft verklaard zelf al te zijn besneden, zodat verweerder voor haar bij terugkeer geen reëel risico ziet op ernstige schade.
Eiseres heeft verklaard al lange tijd (sinds 2019) geen contact te hebben gehad met de mensenhandelaar, en met de familie niet sinds 2015. De enkele verklaring over problemen met de mensenhandelaar vindt verweerder onvoldoende om aan te nemen dat eiseres nog door deze mensenhandelaar wordt gezocht. Bovendien heeft zij een vestigingsalternatief in Nigeria. Zij heeft zich ook eerder zelfstandig staande gehouden in Nigeria.
Over de vrees voor besnijdenis van de jongste dochter heeft verweerder gesteld dat eiseres vaag en summier heeft verklaard. Niet gebleken is dat de vader van eiseres haar gedwongen heeft of zal dwingen om haar jongste dochter te laten besnijden. Zij heeft verklaard dat de vader van haar jongste dochter in Duitsland verblijft, zodat eiseres van hem in Nigeria in dat verband ook geen druk te verwachten heeft. Volgens het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken is vrouwenbesnijdenis in de deelstaat Ebo, waar eiseres vandaan komt, strafbaar. Verweerder acht daarom niet aannemelijk dat eiseres bij terugkeer in Nigeria zal worden gedwongen om haar dochter te laten besnijden. In het landenbeleid zijn vrouwen niet aangemerkt als risicogroep in Nigeria. Verweerder ziet niet in waarom zij als bijzonder kwetsbaar moet worden gezien. Dat zij een alleenstaande moeder met twee jonge kinderen is, is bij het vestigingsalternatief al meegewogen. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
6. Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt dat eiseres zich tot de autoriteiten kan wenden voor bescherming, laten vallen. Dit wordt dus niet meer aan eiseres tegengeworpen.
7. Eiseres heeft in beroep en ter zitting aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Nigeria zal worden gedwongen zich weer bij haar gestelde echtgenoot te voegen, aan wie zij is uitgehuwelijkt. Eiseres verwijst naar het ambtsbericht over Nigeria en stelt dat zij moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar als jonge alleenstaande vrouw met jonge kinderen.
8. De rechtbank stelt vast dat de gronden die eiseres in beroep heeft aangevoerd, alle terug te voeren zijn op de stelling van eiseres dat zij bij terugkeer in een kwetsbare positie terecht komt. Over de situatie van de oudste dochter in Nigeria zijn in beroep geen gronden aangevoerd.
9. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat er geen prima-faciebeleid geldt voor onbesneden Nigeriaanse vrouwen. Hiervan is de rechtbank ook niet gebleken. Voor zover eiseres een besnijdenis van haar jongste dochter (geboren in 2016) vreest, wijst de rechtbank erop dat in het meest recente algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken is vermeld dat in Nigeria de ouders bepalen of een dochter wordt besneden. Eiseres heeft verklaard al de laatste twee jaar voor haar vertrek uit Nigeria geen contact meer met
haar vader of met de man aan wie zij is uitgehuwelijkt te hebben en dat haar vader haar niet meer als zijn dochter beschouwt. Ook met de rest van de familie heeft eiseres geen contact meer, zodat verweerder zonder nadere uitleg niet aannemelijk heeft hoeven vinden dat eiseres door haar familie onder druk zal worden gezet om haar jongste dochter te laten besnijden.
10. Verder heeft verweerder erop gewezen dat eiseres heeft verklaard dat zij zich geruime tijd zelfstandig heeft gehandhaafd in Benin, waar zij bij een vriendin inwoonde. Verder heeft zij na haar vertrek bij de man aan wie zij is uitgehuwelijkt, zelfstandig in haar bestaan kunnen voorzien door het verkopen van spullen op straat. Zij heeft ook verklaard vrienden te hebben1, zodat mag worden aangenomen dat zij over een sociale structuur beschikt.
11. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan eiseres heeft mogen tegenwerpen dat zij zich niet binnen een bepaalde sociale context bevindt, waarin zij heeft te vrezen voor vervolging in de hierbedoelde zin. Om die reden laat de rechtbank ook de beroepsgronden voor zover die betrekking hebben op een mogelijk vestigingsalternatief buiten beschouwing. Dat eiseres stelt geen familie te hebben, is geen reden om aan te nemen dat zij niet over een sociale structuur beschikt, nu zij heeft verklaard dat zij vrienden heeft.
12. Dat in Nederland een kind van eiseres is overleden en dat eiseres het graf regelmatig wil bezoeken, vindt de rechtbank uiterst triest en begrijpelijk, maar dit kan niet leiden tot toelating van eiseres op grond van één van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag of op grond van het bepaalde in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
13. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Nader gehoor, pagina 15

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
02 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.