Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] , eiseres
[eiser]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, mede namens haar minderjarige zoon, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was vanwege ernstige schendingen van het recht in Roemenië, zoals pushbacks aan de grens.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseres heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat haar situatie anders is dan die van andere asielzoekers die onder de Dublinverordening naar Roemenië worden overgedragen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen reden was om de uitkomst van prejudiciële vragen af te wachten, aangezien de Roemeense autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat het asielverzoek van eiseres in behandeling zal worden genomen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vrees voor indirect refoulement en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herhaalde asielaanvraag in Roemenië zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.