Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
Procesverloop
Overwegingen
“Wanneer, wegens een
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eiseressen, een moeder en haar dochter, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De Staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarin is vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, omdat eiseressen een Frans visum hebben verkregen. De rechtbank heeft de zaak op 18 oktober 2021 behandeld, waarbij eiseressen werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de bestreden besluiten zijn gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat aanvragen niet in behandeling worden genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiseressen hebben aangevoerd dat artikel 16 van de Dublinverordening op hen van toepassing is, omdat zij afhankelijk zijn van de hulp van hun zoons/broers in Nederland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gestelde afhankelijkheid niet is onderbouwd en dat de individuele omstandigheden van eiseressen niet leiden tot een andere conclusie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen en dat de conclusie dat overdracht aan Frankrijk niet van onevenredige hardheid getuigt, niet onredelijk is. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.