ECLI:NL:RBDHA:2021:16622
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Marokkaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko te vrezen had voor vervolging of onmenselijke behandeling, ondanks zijn claim dat hij problemen ondervond vanwege de politieke activiteiten van zijn broer.
De rechtbank stelde vast dat Marokko in het algemeen wordt aangemerkt als een veilig land van herkomst. De eiser had weliswaar stukken overgelegd die de familierechtelijke relatie met zijn broer onderbouwden, maar de rechtbank oordeelde dat de gestelde problemen en het causale verband tussen deze problemen en de politieke activiteiten van zijn broer niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij persoonlijk gevaar liep in Marokko, en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag door de verweerder terecht was.
De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende had onderbouwd en dat de verweerder het recht had om de aanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen. De eiser werd verplicht om Nederland onmiddellijk te verlaten en kreeg een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.