ECLI:NL:RBDHA:2021:16544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Afghaanse minderjarige in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Afghaanse eiser. De eiser, die stelt minderjarig te zijn, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 september 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de bewaring, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de mogelijkheid van overdracht naar een andere lidstaat op basis van de Dublinverordening.

De eiser betwist de leeftijd die op zijn identiteitsbewijs staat en stelt dat hij minderjarig is. De rechtbank oordeelt echter dat de enkele stelling van de eiser niet voldoende is om aan te nemen dat hij minderjarig is, aangezien hij geen verifieerbare gegevens heeft overgelegd. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de eiser meerderjarig is en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep ongegrond is verklaard. De rechtbank benadrukt dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser in de beoordeling zijn meegenomen, maar dat deze niet leiden tot een andere conclusie over de noodzaak van de bewaring.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14936
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. Y. Özdemir), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Dhr. W.M. Mamik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2004.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft alleen de grond 3d bestreden. Hij heeft juist wel meegewerkt met het vaststellen van zijn identiteit. Hij heeft contact opgenomen met zijn familie, ook al was dit in zijn nadeel. Op dit document staat namelijk een geboortedatum vermeld waaruit volgt dat eiser meerderjarig is. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat deze grond inderdaad onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden 3a en 3b en de lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, niet betwist zijn. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en kunnen de maatregel van bewaring dragen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Minderjarigheid
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij minderjarig is. Zijn vader heeft hem ouder doen laten lijken door een oudere leeftijd op te geven, met het oog om een verblijfsvergunning te krijgen. Dit is volgens eiser de reden waarom de datum van [geboortedatum 2] 1994 op zijn Afghaanse identiteitsbewijs staat. De rechtbank overweegt als volgt. De enkele stelling van eiser dat deze datum niet klopt en dat zijn vader een onjuiste leeftijd heeft opgegeven, is onvoldoende om aan te nemen dat eiser minderjarig is. Eiser heeft verder geen verifieerbare gegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij minderjarig is. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de leeftijd die op zijn Afghaanse identiteitsbewijs staat. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
5. Ten aanzien van het lichter middel voert eiser aan dat hij als minderjarige moet worden behandeld en dat hij daarom een lichter middel opgelegd zou moeten krijgen. Daarnaast stelt eiser dat door de algemene situatie in Afghanistan er geen zicht op uitzetting is naar Afghanistan, waardoor hij niet in bewaring hoort te zitten.
6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Verweerder mag daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Verweerder moet ook ingaan op persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Dit is vaste rechtspraak. De stelling van eiser dat hij minderjarig is en dat verweerder daarom een lichter middel had moeten toepassen, wordt niet gevolgd. Hierbij verwijst de rechtbank naar wat hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 4. Het punt van eiser dat er geen zicht op uitzetting is naar Afghanistan, is niet relevant voor de beoordeling van de onderhavige maatregel. Het gaat hier namelijk niet om uitzetting naar Afghanistan, maar om overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat op grond van de Dublinverordening. Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
29 september 2021
en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. C. Karman M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.