ECLI:NL:RBDHA:2021:16534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL21/1909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Somaliër afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van bedreigingen door Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somaliër die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser over zijn identiteit, nationaliteit en de bedreigingen door Al-Shabaab niet voldoende onderbouwd waren. Eiser stelde dat hij bedreigd werd door Al-Shabaab omdat hij kleding repareerde voor de politie en het leger, en dat hij gedwongen werd om spullen voor hen te bewaren. Na zijn vertrek uit Somalië werd zijn huis door Al-Shabaab doorzocht en zijn vrouw bedreigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 maart 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig waren, onder andere omdat hij geen documenten kon overleggen ter onderbouwing van zijn verhaal en omdat zijn verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris op goede gronden had aangenomen dat eiser zich in een andere plaats in Somalië had kunnen vestigen zonder gevaar van Al-Shabaab. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de nieuwe vestigingsplaats nog steeds bedreigd werd. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1909
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Akbalik), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen dhr. Adam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in een winkel werkte waar levensmiddelen werden verkocht en kleding werd gemaakt en gerepareerd. Hij is bedreigd door Al-Shabaab omdat hij kleding repareerde voor de politie en het leger, waardoor hij door Al Shabaab als ongelovige is betiteld. Hij werd gedwongen om spullen voor Al Shabaab in zijn winkel te bewaren. Eiser dacht dat hij daarmee zou worden gedwongen om een zelfmoordaanval te plegen, maar voordat het zover kwam, is eiser naar [plaats 1] vertrokken om daar de ontwikkelingen af te wachten. De dag na zijn vertrek heeft Al Shabaab het huis van eiser doorzocht, zijn vrouw bedreigd en contact opgenomen met zijn schoonmoeder. Toen El Shabaab weer met eiser in [plaats 1] in contact kwam, is hij terug naar huis gegaan en hoorde daar dat Al Shabaab naar hem op zoek was. De volgende dag heeft eiser Somalië verlaten. Eiser is niet naar de politie gegaan, omdat zij volgens hem niets voor hem kunnen betekenen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Problemen met Al Shabaab
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de verklaringen van betrokkene over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht.
5. Ten aanzien van element 2 stelt verweerder dat eiser de gestelde problemen niet met documenten heeft kunnen onderbouwen en dat hij vaag verklaard heeft over de kledingreparaties. Hoe hij in de negatieve belangstelling van Al Shabaab is komen te staan, berust volgens verweerder op vermoedens. Eiser heeft verklaard dat de zakken met kleding in de winkel altijd dicht waren, maar de zak met politiekleding stond ten tijde van het bezoek van een gestelde informant van Al Shabaab toevallig open, wat niet past bij de verklaringen van eiser dat hij altijd op zijn eigen veiligheid lette. Verweerder vindt de verklaringen van eiser onvoldoende concreet. Zo is onduidelijk waarom zijn echtgenote wel gevaar loopt en eiser niet, terwijl ze allebei hun telefoon niet gebruiken en langs die weg niet meer door Al Shabaab konden worden benaderd.
6. Voorts acht verweerder het ongeloofwaardig dat eiser als beticht ongelovige van Al Shabaab tijd zou hebben gekregen als hij meewerkte. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over de winkel waar hij werkte, informatie achtergehouden door bewust niet te verklaren over exacte tijdstippen en in de zienswijze aanvullingen en veranderingen op de verklaringen in het gehoor gegeven zonder aan te geven waarom die zijn gedaan. En als eiser verklaart dat Al Shabaab overal zit, ziet verweerder niet in waarom hij dacht in [plaats 1] wel veilig te zijn bij een man die hij pas een week kende. Verweerder stelt nog dat [plaats 1] niet onder controle staat van Al Shabaab en dat eiser daar een sociaal netwerk heeft, zodat hij zich in [plaats 1] zou kunnen vestigen. Eiser heeft daar binnen korte tijd een huis en twee banen gevonden. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit een ander standpunt inneemt dan in het voornemen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan de hand van de zienswijze van eiser in het besluit een ander standpunt mag innemen dan in het voornemen. Als verweerder die bevoegdheid niet zou hebben, zou het geven van een zienswijze op het voornemen zinledig zijn. Gesteld noch gebleken is dat verweerder het besluit niet mocht nemen zonder eiser opnieuw nader te horen of een nieuwe zienswijze uit te brengen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij wel concrete en niet tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de gang van zaken in zijn winkel. Van belang is die ene opdracht die hij voor het leger heeft gekregen en waarvan hij later aan de hand van zijn verklaringen heeft geconstrueerd dat dit in januari 2020 moet zijn geweest. Dat verweerder dat niet heeft meegenomen in de besluitvorming, is onzorgvuldig; eiser heeft dit later gecorrigeerd en verweerder heeft dat niet meegenomen. De conclusie van verweerder dat de gebeurtenissen een onevenredig grote mate van toeval vertonen is niet gebaseerd op feiten en omstandigheden. Dat eiser heeft kunnen onderhandelen met Al Shabaab, past bij de
inhoud van het ambtsbericht van 31 maart 2020, waarin is vermeld dat Al Shabaab geduldig is bij het werven van rekruten.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen over de gebeurtenissen in de winkel voor wat betreft de bezoeken van de gestelde leden van Al Shabaab en het brengen van de te repareren
politiekleding ongeloofwaardig zijn. Dat er eerst een klant komt die heel kritisch naar de kleding van het leger keek1, en vervolgens een man met een telefoon in de winkel kwam2, die eiser nooit eerder gezien zegt te hebben, hoeft naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet ongeloofwaardig te zijn. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat eiser die dag de te repareren leger/politiekleding niet goed (genoeg) had verborgen3. Dat verweerder deze gebeurtenissen kwalificeert als een aaneenschakeling van toevalligheden, en dat betrekt bij het geloofwaardigheidsoordeel, vindt de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel.
11. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder de door eiser geschetste handelwijze van de leden van Al Shabaab zonder nadere motivering evenmin ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Eiser heeft tijdens het nader gehoor hierover verklaard dat Al Shabaab hem tijd gunde om het pakket af te geven, dat hij van Al Shabaab had ontvangen, omdat hij al een afspraak had. Al Shabaab zou eiser vervolgens laten weten wanneer het pakket dan wel afgegeven zou kunnen worden4.
12. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat deze verklaring ongeloofwaardig is omdat eiser door Al Shabaab is bestempeld als ongelovige omdat hij zou samenwerken met de politie. Verweerder stelt dat reeds daarom niet valt in te zien dat Al Shabaab eiser, al dan niet uit praktische overwegingen, tijd zou gunnen om het pakket af te geven.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft terecht gewezen op het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken van maart 2020, waarin op pagina 29 onder meer het volgende is opgenomen:

Gedwongen rekrutering kan op verschillende manieren plaatsvinden. Een methode bestaat eruit dat Al-Shabaab geduldig en aanhoudend, gedurende weken of soms maanden herhaaldelijk contact opneemt met individuen. Deze methode volgt een typisch patroon van telefoontjes van onbekende nummers en het bezoeken aan huizen of plekken waar de beoogde rekruten werken, vaak door gemaskerde mannen. Andere keren pakt Al-Shabaab mensen gewoon op bij scholen, bij voetbalvelden, thuis, bij boerderijen, marktkramen of andere plekken waar de potentiële rekruten werkzaam zijn. Al-Shabaab rekruteert ook mensen die werkzaam zijn bij of toegang hebben tot overheidsgebouwen en dwingt hen bijvoorbeeld als informant op te treden. Ook in gebieden die niet volledig onder controle staan van Al-Shabaab is gebleken dat zij in staat zijn druk uit te oefenen om mensen te
rekruteren".
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de door eiser geschetste werkwijze van de leden van Al Shabaab past in de door hen gehanteerde methoden, zodat verweer eisers
1. Pagina 10 van het nader gehoor
2 Pagina 4 en 11 van het nader gehoor
3 Pagina 10 van het nader gehoor
4 Pagina 12 van het nader gehoor
verklaring op dit punt niet op voorhand onwaarschijnlijk heeft mogen vinden zonder dit nader te motiveren. Deze beroepsgrond slaagt.
14. Het bestreden besluit bevat om die reden een motiveringsgebrek en is daarom ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal onderzoeken of in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
15. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hem een vestigingsalternatief tegenwerpt, terwijl Al Shabaab overal in Somalië aanwezig is.
16. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser zich in [plaats 1] aan de gestelde bedreigingen van Al Shabaab heeft kunnen onttrekken. Op één telefoontje na is eiser in [plaats 1] niet meer benaderd door Al Shabaab, terwijl eiser heeft verklaard dat Al Shabaab overal in Somalië aanwezig is.
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat eiser zich door zijn vestiging in [plaats 1] heeft kunnen onttrekken aan de gestelde bedreigingen van Al Shabaab, althans dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ook in [plaats 1] nog heeft te vrezen voor bedreigingen van de zijde van Al Shabaab. De rechtbank overweegt hierover dat verweerder het merkwaardig heeft mogen vinden dat eiser in [plaats 1] weer bij Al Shabaab in beeld kwam zonder dat eiser daar een andere verklaring voor heeft kunnen geven dan dat Al Shabaab overal in Somalië zit. In dat verband heeft verweerder het ook vreemd mogen vinden dat Al Shabaab eiser in [plaats 1] ongemoeid heeft gelaten en zich heeft beperkt tot een telefoontje waaruit zou blijken dat ze precies wisten waar hij was en wat voor kleding hij droeg, terwijl eiser zich daarvoor in [plaats 2] had onttrokken aan de bedreigingen van Al Shabaab. Eiser heeft geen verdere verklaring gegeven voor zijn verklaring dat hij zich tot Muqtar heeft gewend om hem te helpen met het vertrek uit Somalië, terwijl hij eerder heeft verklaard dat Al Shabaab overal zat. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom hij heeft aangenomen dat Muqtar geen banden had met Al Shabaab, anders dan dat eiser hem vertrouwde.
18. Ten slotte heeft verweerder het naar het oordeel van de rechtbank vreemd mogen vinden dat eiser, na volgens zijn verklaring door Al Shabaab weer te zijn opgespoord, eerst nog teruggaat naar [plaats 2] voordat hij Somalië heeft verlaten. Eiser heeft immers verklaard dat zijn echtgenote en schoonmoeder na zijn vertrek naar [plaats 1] nog door Al Shabaab zijn benaderd. Eiser heeft niet nader verklaard waarom hij in een -naar zijn zeggen – acute vluchtsituatie ervoor heeft gekozen eerst terug te gaan naar [plaats 2] met alle risico’s van dien voordat hij Somalië heeft verlaten. Eiser wist immers dat zijn familie in [plaats 2] nog door Al Shabaab werd gevolgd.
19. Voorts is eiser er in geslaagd om zich in de periode dat hij in [plaats 1] verbleef zelfstandig te handhaven; eiser heeft gewerkt in de bouw en bij een bezorgdienst. Uit de verklaringen van eiser is af te leiden dat hij in [plaats 1] over werk, een woning en een sociaal netwerk beschikte.
20. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser op goede gronden een vestigingsalternatief in [plaats 1] heeft tegengeworpen.
21. Hierom ziet de rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet
verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
30 september 2021
en zal worden openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.