ECLI:NL:RBDHA:2021:16497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.G.M. van Veen
- S. Bazaz
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een terugkeerbesluit in het bestuursrecht met betrekking tot verblijfsstatus in Zweden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een terugkeerbesluit dat aan eiseres was opgelegd. Eiseres, die getrouwd is met een Zweedse onderdaan, had op 9 juni 2021 een terugkeerbesluit ontvangen, waarin haar werd opgelegd de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Ze stelde dat er een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Zweden liep, wat haar rechtmatig verblijf in de EU zou kunnen impliceren.
De rechtbank heeft allereerst vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat een eerder terugkeerbesluit in de toekomst kan leiden tot een inreisverbod. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat verweerder geen nader onderzoek hoefde te doen naar de verblijfsstatus van eiseres in Zweden, aangezien eiseres zelf had afgezien van een hoorzitting en de redenen voor haar bezwaar pas later naar voren zijn gebracht. De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit voldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd, en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, en de uitspraak is bekendgemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.