Overwegingen
Vrijstelling griffierecht
1. Eiser heeft in de procedure over de voorlopige voorziening verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank wijst dit verzoek toe.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. Eiser heeft op 21 maart 2018 gevraagd om een verblijfsdocument EU/EER met de aantekening ’’Residence card for a family member of EU citizen’’. Dit wordt ook wel een Chavez-Vilchezverblijfsrecht genoemd. Eiser wilde verblijf bij zijn minderjarige dochter [A] , geboren op [2018] . [A] heeft de Nederlandse nationaliteit. De aanvraag is op 18 september 2018 afgewezen. Eiser heeft hiertegen geprocedeerd, maar bij de uitspraakvan deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 20 april 2020, is het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep is op 24 juni 2020 ongegrond verklaard.
3. Met zijn huidige aanvraag wil eiser verblijf op humanitaire gronden. Eiser heeft inmiddels nog een dochter gekregen. Zijn dochter heet [B] , is geboren op [2020] en heeft ook de Nederlandse nationaliteit. Eiser wil voor zijn dochters zorgen en vindt dat hem daarom verblijf in Nederland moet worden toegestaan.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Eiser beschikt niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en komt volgens verweerder niet voor vrijstelling in aanmerking. Volgens verweerder kan eiser zijn zorg- en opvoedingstaken vanuit Suriname verrichten. Verweerder heeft daarbij meegewogen dat eiser weinig tot geen omgang met zijn dochters heeft gehad. Ook ten aanzien van eisers privéleven in Nederland heeft verweerder de belangenafweging in het nadeel van eiser laten uitvallen.
5. Eiser beroept zich op de vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM.Eiser wijst op het gezinsleven met zijn minderjarige dochters en zijn opgebouwde privéleven in Nederland.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser met zijn twee minderjarige dochters gezinsleven heeft als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat verweerder desondanks tot de conclusie mocht komen dat het algemeen belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van eiser en zijn dochters, zodat geen sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM. Verweerder hoefde eiser dus ook niet vrij te stellen van het mvv-vereiste. De rechtbank licht haar oordeel als volgt toe.
7. Verweerder heeft in het nadeel van eiser mogen meewegen dat de dochters van eiser onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst. Eiser heeft niet betwist dat hij slechts één keer per week begeleid omgang heeft met [A] . Van een verdere invulling van het gezinsleven met zijn dochters is niet gebleken. De rechtbank begrijpt dat het, gelet op de jonge leeftijd van de kinderen, thans lastig is om via moderne communicatiemiddelen een wezenlijke bijdrage te leveren aan hun opvoeding, maar verweerder mocht meewegen dat eiser ook in Nederland een geringe rol in de zorg- en opvoedingstaken van zijn dochters heeft en dat eisers wens om die rol uit te breiden tot op heden nog niet is vervuld. Bovendien is niet gebleken dat eiser niet op afstand kan bijdragen aan de zorg en opvoeding van zijn dochters. Verweerder heeft ook in het nadeel van eiser mee mogen wegen dat eiser geen verblijfsrecht had in Nederland toen hij het gezinsleven startte en hij er daarom niet op kon vertrouwen dat hij het gezinsleven in Nederland mocht gaan uitoefenen.
8. De stelling van eiser dat hij vanwege het coronavirus niet naar Suriname kan reizen en dat hij niet voldoende geld heeft om meerdere keren naar Nederland te reizen om zijn dochters te bezoeken, leidt niet tot een ander oordeel. Beide omstandigheden gelden namelijk ook voor andere vreemdelingen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden.
9. Over het privéleven van eiser heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank ook op het standpunt mogen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Verweerder heeft daarbij in het nadeel van eiser mogen meewegen dat hij maar voor een korte periode rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. Daarnaast heeft verweerder mogen meewegen dat de banden van eiser met Surinam sterker zijn dan zijn banden met Nederland. Eiser is geboren en getogen in Suriname en heeft daar tot zijn achtendertigste gewoond. Verder kent eiser de Surinaamse taal en cultuur. Gelet daarop mag worden aangenomen dat eiser zich in Suriname kan hervestigen. Dat eiser inmiddels een basisopleiding Nederlands recht heeft afgerond, weegt niet op tegen de andere relevante feiten en omstandigheden.
10. Eiser heeft bij zijn aanvraag ook gesteld dat hij een Chavez-Vilchez verblijfsrecht heeft en daarom moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.
11. De rechtbank overweegt als volgt. In de vorige verblijfsprocedure van eiser ging het ook om een Chavez-Vilchez verblijfsrecht. Dit houdt een zogenaamd afgeleid verblijfsrecht in: eiser zou in Nederland mogen blijven bij zijn minderjarige Nederlandse kinderen, zodat de kinderen niet gedwongen worden de Europese Unie te verlaten door hun vader te moeten volgen naar Suriname. Om in aanmerking te komen voor dit verblijfsrecht gelden een aantal cumulatieve voorwaarden.Eén van die voorwaarden is dat eiser moet aantonen dat hij daadwerkelijke zorg- en/of opvoedtaken verricht voor zijn dochters.
12. In de eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 20 april 2020, is al geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk meer dan marginale zorg- en/of opvoedtaken verricht. De rechtbank ziet in de huidige procedure van eiser geen reden om anders te oordelen. Het blijkt namelijk niet dat de omgang tussen eiser en zijn dochters inmiddels is uitgebreid of is veranderd. Eiser heeft nog steeds alleen een omgangsregeling met zijn oudste dochter [A] en ziet haar één keer in de week onder begeleiding. Daarnaast volgt uit de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 6 november 2019 dat er sinds 3 september 2019 geen bezoeken tussen eiser en [A] hebben plaatsgevonden. Dat eiser de omgang met [A] wil uitbreiden en bezig is met een omgangsregeling voor zijn jongste dochter, leidt niet tot een ander oordeel. De wens van eiser om de omgang met zijn dochters uit te breiden, is namelijk een onzekere toekomstige gebeurtenis.
13. Om te onderbouwen dat eiser zorg- en/of opvoedtaken verricht, heeft hij nog een beschikking van de familierechter van 24 juni 2020 overgelegd. Weliswaar is deze beschikking incompleet, maar de rechtbank ziet geen reden om eiser een nadere termijn te geven om alsnog een volledige versie over te leggen. De reden daarvoor is dat partijen het er over eens zijn hoe vaak eiser zijn dochters zag toen het bestreden besluit werd genomen.
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ook niet op grond van het Chavez-arrest tot vrijstelling van het mvv-vereiste moeten overgaan.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.