ECLI:NL:RBDHA:2021:16428

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL21.13150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser was het niet eens met dit besluit en voerde aan dat Spanje niet langer als veilig kon worden beschouwd voor asielzoekers, verwijzend naar rapporten die de situatie in Spanje als problematisch beschrijven, vooral in het licht van de coronapandemie.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon uitgaan. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat de situatie in Spanje dermate verslechterd was dat dit beginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank wees erop dat de staatssecretaris in zijn besluit wel degelijk was ingegaan op de zienswijze van eiser en dat de rapporten waar eiser naar verwees niet voldoende onderbouwden dat Spanje niet in staat was om asielzoekers adequaat op te vangen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 augustus 2021 en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13150
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een asielvergunning voor bepaalde tijd, niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij bericht van 30 augustus 2021 heeft de gemachtigde van eiser laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen, een verzoek om aanhouding gedaan en voor zover dat wordt afgewezen een aanvullend standpunt ingenomen.
De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen.
Hierop heeft de rechtbank verweerder verzocht een schriftelijke reactie te geven op het aanvullende standpunt en dat heeft verweerder gedaan, waarna de rechtbank uitspraak heeft gedaan.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen (artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000), omdat volgens hem Spanje daarvoor verantwoordelijk is.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert allereerst aan dat alles wat in de procedure is ingebracht als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Verder brengt hij naar voren dat verweerder voor Spanje ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan. Eiser wijst op de AIDA-update van maart 2021, waaruit
volgens hem volgt dat Dublinterugkeerders geen toegang hebben gekregen tot de opvang, welk risico eiser dus ook loopt. Verweerder gaat volgens eiser ten onrechte in het besluit niet specifiek in op de zeer verslechterde situatie met betrekking tot de toegang tot de opvang, mede wegens de coronapandemie. Ook is verweerder ten onrechte niet inhoudelijk ingegaan op het in de zienswijze aangehaalde rapport van Refugees International van
27 juli 2020. Uit dat rapport blijkt dat het Spaanse asielsysteem overbelast is en dat de asielprocedures door de pandemie volledig stil zijn komen te liggen, aldus eiser.
Verweerders enkele verwijzing naar een rechtbankuitspraak over beide hiervoor genoemde rapporten is volgens eiser onvoldoende. Eiser verwijst ter onderbouwing hiervan naar de uitspraak van de deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 13 juli 2021 (zaaknummer NL21.6637) en van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 juli 2021 (zaaknummer NL21.8956).
3.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Voor zover eiser betoogt dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, stelt de rechtbank vast dat verweerder in het besluit is ingegaan op de zienswijze. Omdat eiser met het betoog niet concreet heeft gemaakt op welk punt van zijn zienswijze verweerder onvoldoende is ingegaan, gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij.
3.2.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de door eiser genoemde twee rapporten niet volgt dat voor Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verweerder heeft wat betreft de AIDA-update terecht gewezen op de overwegingen in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 31 mei 2021, waar verweerder zich bij heeft aangesloten (partijen beschikken over deze uitspraak). De rechtbank sluit zich ook aan bij de overweging in die uitspraak dat uit de AIDA-update niet volgt dat er in Spanje dermate structurele tekortkomingen zijn in de opvang dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het feit dat sommige Dublinterugkeerders geen opvang hebben gekregen, niet zegt dat er structureel geen opvang aan hen wordt geboden. Dit strookt ook niet met dat wat voorts nog volgt uit de AIDA- update, namelijk dat het Spaanse Tribunal Superior in 2019 heeft geoordeeld dat alle terugkeerders in het kader van de Dublinverordening tot de opvang toegelaten moeten worden en dat dit heeft geleid tot instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid. Verweerder heeft terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1481), waarin is overwogen dat een effectief rechtsmiddel in Spanje kan worden aangewend tegen eventuele gebreken in de opvangvoorzieningen.
3.3.
Wat betreft het rapport van Refugees International heeft verweerder terecht verwezen naar de overwegingen in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amersfoort, van 2 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:847), waar verweerder zich bij heeft aangesloten. De rechtbank sluit zich aan bij de overweging in die uitspraak dat uit laatstgenoemd rapport niet volgt dat in Spanje structurele tekortkomingen zijn waardoor niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Bovendien gaat dat rapport over de situatie ten tijde van het begin van de coronacrisis en staat in het rapport dat de Spaanse autoriteiten de procedurele termijnen en opvangmogelijkheden waar nodig uitbreiden in verband met de coronacrisis. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 24 maart 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:1392) wordt van dit laatste ook uitgegaan. Het is de rechtbank thans uit wat door eiser naar voren is gebracht ook niet
gebleken dat dit niet is gebeurd. Daarnaast wijst verweerder er terecht op dat Spanje met het claimakkoord heeft gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen.
3.4.
De twee door eiser genoemde uitspraken kunnen hem niet baten. Verweerder was in die zaken namelijk niet concreet ingegaan op dat wat de eiser in die zaken naar voren had gebracht. Dat is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, in deze zaak niet het geval.
3.5.
Verweerder heeft dan ook deugdelijk gemotiveerd waarom hij voor Spanje nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.
4. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 31 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.