ECLI:NL:RBDHA:2021:16415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
NL21.13136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens kennelijk gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 23 april 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 13 augustus 2021, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de gemachtigden van zowel eiser als verweerder hebben aangegeven de zitting niet bij te wonen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 21 augustus 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat wanneer een vreemdeling zonder kennisgeving van verblijf vertrekt, er in beginsel vanuit wordt gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Eiser heeft na zijn vertrek geen contact meer opgenomen met zijn gemachtigde, wat de rechtbank doet concluderen dat hij kennelijk geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en griffier A. Vranken, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13136
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De respectieve gemachtigden van eiser en verweerder hebben de rechtbank op voorhand te kennen gegeven dat zij de zitting niet zullen bijwonen.

Overwegingen

1. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2003. Eiser heeft op 23 april 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Bij bericht van 27 augustus 2021 heeft verweerder te kennen gegeven dat eiser per 21 augustus 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. In dit licht beoordeelt de rechtbank of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Als een vreemdeling, die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, wordt er in beginsel vanuit gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze
bescherming. Dit contact impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1
4. Bij bericht van 31 augustus 2021 heeft gemachtigde van eiser medegedeeld dat zij na het instellen van beroep nog eenmaal telefonisch contact heeft gehad met eiser. Tijdens dat gesprek gaf eiser aan dat hij een ander telefoonnummer zou doorgeven waarop hij bereikbaar zou zijn. Dit heeft eiser evenwel niet meer gedaan. Eiser en zijn gemachtigde hebben op en na 21 augustus 2021 geen contact meer met elkaar gehad.
5. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en hiermee geen rechtens te beschermen belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet- ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
1 Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
01 september 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf A. Vranken
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.