ECLI:NL:RBDHA:2021:16392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
NL21.9345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de beoordeling van lichter middelen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiseres, die al twee jaar in Nederland verblijft zonder haar verblijf te legaliseren, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 28 juni 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd omdat er een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en dat haar verblijfsvergunning op 20 april 2018 is ingetrokken. Eiseres heeft geen gevolg gegeven aan haar terugkeerplicht, wat voldoende gronden biedt voor de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, die zich verzet tegen de opgelegde maatregel, onbesproken gelaten, omdat de zware gronden voldoende zijn om de bewaring te rechtvaardigen.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan inbewaringstelling, omdat zij een vliegticket naar Turkije zou hebben gekocht. De rechtbank oordeelt echter dat de reserveringsbevestiging van het vliegticket niet voldoende is om aan te nemen dat eiseres daadwerkelijk zal terugkeren. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9345
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. E. Stap),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer W. Woning. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De bewaringsgronden
1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. Eiseres betwist de zware grond onder 3c en de lichte grond onder 4d.
3. Verweerder heeft ter zitting de lichte grond onder 4d laten vallen. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden onder 3a en 3c feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Er wordt namelijk door eiseres niet bestreden dat zij niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen. Daarnaast is de verblijfsvergunning van eiseres op 20 april 2018 ingetrokken en heeft zij tot op heden geen gevolg gegeven aan haar terugkeerplicht. De twee genoemde gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico op onttrekking bestaat en kunnen de maatregel van bewaring al dragen. De rechtbank laat daarom de beroepsgronden die gericht zijn tegen de overige gronden van de bewaring onbesproken.
Lichter middel
4. Eiseres voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling, omdat zij heeft aangegeven mee te willen werken en zelf een vliegticket naar Turkije stelt te hebben gekocht.
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Volgens vaste rechtspraak3 mag verweerder daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet hij in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling en datgene wat de vreemdeling aanvoert in het kader van het lichter middel.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ter zitting terecht gesteld dat het vliegticket geen informatie bevat over bijvoorbeeld de prijs en de eventuele annuleringsvoorwaarden. Bovendien stelt de rechtbank vast dat het enkel een reserveringsbevestiging betreft en dat is onvoldoende om aan te nemen dat eiseres daadwerkelijk een vliegticket heeft en er gebruik van zal maken, mede gezien de omstandigheid dat eiseres de afgelopen twee jaar geen verblijfsrecht in Nederland heeft gehad en in die periode niks heeft gedaan om haar verblijf te legaliseren. Dat dit te wijten zou zijn aan haar advocaat, komt voor rekening en risico van eiseres. Onder deze omstandigheden heeft verweerder in de stelling van eiseres, dat zij zelf terug zal keren naar Turkije, geen aanleiding hoeven zien aan haar een meldplicht op te leggen. Eiseres heeft geen andere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder had moeten besluiten een lichter middel op te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
02 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.