ECLI:NL:RBDHA:2021:16339
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar in het bestuursrecht; beoordeling van de maatregel van bewaring en zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.W.J. van der Meer, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar, alsook tegen een maatregel van bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 6 mei 2021 een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd kreeg, en dat de maatregel van bewaring op dezelfde dag werd genomen. De rechtbank heeft het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod geregistreerd onder nummer NL21.7176 en het beroep tegen de maatregel van bewaring onder nummer NL21.7169.
Tijdens de zitting op 17 mei 2021 heeft de eiser aangevoerd dat het inreisverbod verkort diende te worden, omdat hij in een EU-lidstaat zou willen werken. De rechtbank oordeelde echter dat de door de eiser aangevoerde redenen niet voldoende waren om het inreisverbod te verkorten. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou bemoeilijken. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting was, ondanks de coronamaatregelen, en dat de bewaringsgronden voldoende gemotiveerd waren.
De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 mei 2021 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.