Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[dochter], minderjarige dochter V-nummer: [v-nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een gezin dat asiel heeft aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn niet in behandeling genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun twee minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 3 augustus 2021 zijn de eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank overweegt dat de Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvragen. Eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Italiaanse asielprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat er sprake is van structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de ABRvS en het EHRM, die bevestigen dat Italië in staat is om asielzoekers op te vangen en te behandelen.
De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van de eisers niet zodanig bijzonder zijn dat verweerder een uitzondering had moeten maken op de Dublinverordening. De rechtbank heeft geen gebreken in de voorbereiding of de motivering van de bestreden besluiten aangetroffen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.