ECLI:NL:RBDHA:2021:16331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL21.11569, NL21.11580 en NL21.11584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een gezin dat asiel heeft aangevraagd in Nederland. De aanvragen zijn niet in behandeling genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun twee minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 3 augustus 2021 zijn de eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank overweegt dat de Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvragen. Eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Italiaanse asielprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat er sprake is van structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de ABRvS en het EHRM, die bevestigen dat Italië in staat is om asielzoekers op te vangen en te behandelen.

De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van de eisers niet zodanig bijzonder zijn dat verweerder een uitzondering had moeten maken op de Dublinverordening. De rechtbank heeft geen gebreken in de voorbereiding of de motivering van de bestreden besluiten aangetroffen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.11569, NL21.11580 en NL21.11584
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [v-nummer]
[eiseres], eiseres V-nummer: [v-nummer]
mede ten behoeve van
[dochter], minderjarige dochter V-nummer: [v-nummer]
[zoon], eiser (minderjarige zoon)
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
Hierna: eisers en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluiten van 15 juli 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaken NL21.11570, NL21.11581 en NL21.11585 op 3 augustus 2021 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eisers voeren aan dat ten opzichte van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat er sprake is van aan het systeem
gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. In M.T. tegen Nederland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)1 wordt ervan uitgegaan dat de toegang tot de opvang(voorzieningen) in het zogenaamde SAI-netwerk is hersteld voor (bijzonder) kwetsbaren, zodat overdracht aan Italië niet zal leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Maar met verwijzing naar het SFH/OSAR rapport van 10 juni 2021 stellen eisers dat zij bij terugkeer niet in een SAI onderkomen worden ondergebracht, maar in één van de zogenaamde CAS centra. Ook verwijzen eisers hiertoe naar het rapport van Jesuit Refugees Service, waarin staat dat de juridische standaarden in praktijk vaak een dode letter blijkt te zijn. Verder is hen geen opvang geboden bij binnenkomst in Italië en is aan eisers geen duidelijkheid geboden over hun procedure toen ze hun vingerafdrukken moesten geven. Hen was verzekerd dat het geven van vingerafdrukken niet zou betekenen dat hun asielaanvraag in Italië zou moeten worden behandeld. Eisers stellen dat door het niet bieden van opvang en de onduidelijkheid over de procedure, niet op voorhand kan worden uitgegaan van het zogenaamde interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voorts hebben eisers aangegeven dat de zoon ( [zoon] ) kampt met de gevolgen van traumatische ervaringen, opgedaan ook tijdens de vlucht naar Nederland. Hij heeft last van nachtmerries en veelvuldig bedplassen en hij reageert uitermate angstig op politiemannen. Hiertoe is verwezen naar een afschrift van het patiëntendossier van [zoon] , en naar afspraken die voor [zoon] zijn gemaakt met de poli van GGZ instelling Accare te [plaats] . Eisers hebben gesteld dat eerst duidelijk dient te zijn welke diagnose kan worden gesteld en wat de gevolgen van een overdracht zouden zijn. Eisers stellen daarnaast dat in Italië de toegang tot de voorzieningen van geestelijke gezondheidszorg niet effectief voor handen is. Eisers dreigen zo buiten hun wil en keuzes om bij terugkeer terecht te komen in een toestand van vergaande (materiële) deprivatie van voorzieningen die hen niet in staat stelt te voorzien in de meest elementaire behoeften aan zorg en die dan ook negatieve gevolgen hebben voor hun fysieke en vooral ook mentale gezondheid. Daarnaast stellen eisers dat Italië geen verantwoordelijkheid neemt voor de behandeling van het asielverzoek van de vader, eiser [eiser] . Hij heeft een fictief claimakkoord, terwijl de claim van zijn vrouw en kinderen door Italië zijn geaccepteerd. In dat geval is de overdracht in strijd met artikel 6 Dublinverordening, omdat het gezin volgens eisers zal worden gescheiden. Ook wordt er een beroep gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De ABRvS heeft dit recent nog weer bevestigd in onder meer de uitspraken van 25 februari 2021 en 19 april 20212. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat in hun geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eisers zijn hier niet in geslaagd.
4. Eisers hebben geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van aan het systeem gerelateerde structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. Daarbij heeft het EHRM in het arrest M.T. tegen Nederland vastgesteld dat een Dublinclaimant in Italië in het asielsysteem wordt opgenomen en recht heeft op opvang, ook in het geval van
1. maart 2021, gepubliceerd op 15 april 2021, procedurenummer 46595/19, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519
bijzonder kwetsbare personen. Ook heeft het EHRM geoordeeld dat er sprake is van aanzienlijke verbeteringen in het opvangsysteem voor asielzoekers in Italië sinds oktober 2020. Het EHRM heeft dit in de uitspraak van A.B tegen Finland3 bevestigd, met een verwijzing naar onder andere de circular letter van 8 februari 2021 en het feit dat er nieuwe wetgeving is met meer waarborgen (wet 130/2020 van 21 oktober 2020), waarin bepaalde aanpassingen uit het Salvini-decreet worden teruggedraaid. Het rapport van Jesuit Refugees Service is van oudere datum en leidt daarom niet tot een ander oordeel. Het SFH/OSAR rapport van 10 juni 2021 waar eisers naar verwijzen stelt dat er geen nieuwe SAI-projecten zijn en dat er daarom geen sprake is van een verbetering sinds de nieuwe wet 130/2020 van 21 oktober 2020. De rechtbank overweegt hierover dat gezien de in de rechtspraak van het EHRM geschetste ontwikkeling, de enkele mededeling in dit rapport onvoldoende zwaarwegend is om alsnog structurele gebreken aan te nemen. Mochten er in de Italiaanse opvangvoorzieningen geen nieuwe SAI-projecten zijn, dan betekent dat nog niet dat in de praktijk sprake van een verslechtering en daarmee een ernstige tekortkoming waardoor niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Er is ook geen andere reden waarom eisers in Italië geen opvang zou worden geboden. Italië garandeert met het claimakkoord dat het asielverzoek van eisers in behandeling zal worden genomen en dat hun situatie zal worden beoordeeld aan dezelfde criteria als in Nederland en in lijn met de verschillende Europese richtlijnen, waaronder de opvangrichtlijn. Met het claimakkoord garandeert Italië ook dat aan eisers in lijn met de richtlijnen opvangvoorzieningen zullen worden geboden. Ten aanzien van de medische klachten van de zoon, [zoon] , geldt hetzelfde. Als uitgangspunt geldt dat in de verantwoordelijke lidstaat de medische voorzieningen vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten en ook ter beschikking staan aan zogeheten Dublinclaimanten. Het is aan eisers om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat dit uitgangspunt in dit geval niet opgaat. Eisers zijn hierin niet geslaagd. De overgelegde stukken bieden geen aanwijzingen dat behandeling (zo nodig) in dit geval niet adequaat in Italië kan plaatsvinden. Uit het medisch patiëntendossier van de zoon blijkt niet dat hij onder specialistische behandeling staat. Van de afspraak met Accare op 12 juli 2021 hebben eisers geen uitkomst overgelegd. Er is dan ook geen objectieve informatie die wijst op een eventuele achteruitgang bij overdracht naar Italië. Voor zover eisers een beroep doen op het C.K. arrest is dat om die reden reeds ongegrond. Dat er (nog) geen diagnose is van de medische situatie van de zoon, staat als zodanig niet aan de overdracht in de weg. Er was onvoldoende reden om te oordelen dat verweerder op een eventuele diagnose had moeten wachten. Het feit dat eisers een gezin met twee kinderen zijn, waarvan de zoon psychische klachten heeft, is onvoldoende om eisers aan te merken als bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel4.
Vingerafdrukken
5. De rechtbank stelt voorts dat Italië ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Eurodacverordening5 verplicht is de vingerafdrukken van eisers af te nemen. Voor zover eisers menen dat de Italiaanse autoriteiten bij de uitoefening van hun bevoegdheden disproportioneel of anderszins onrechtmatig hebben gehandeld, kunnen zij zich daarover beklagen bij de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten in Italië. Niet is gebleken is dat dit
3 Procedurenummer 41100/19
4 EHRM, 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
5 Verordening 603/2013
niet mogelijk is. De wijze waarom de vingerafdrukken zijn afgenomen vormt geen reden waarom verweerder niet van het interstatelijk vertrouwen mocht uitgaan. Nu Italië de vingerafdrukken heeft afgenomen in het kader van de vervulling van zijn verdragsverplichtingen, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder deze vingerafdrukken niet mag gebruiken in deze Dublinprocedure.
Verregaande materiële deprivatie
6. De stelling van eisers dat zij bij overdracht aan Italië het risico lopen dat zij in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie zal komen, volgt de rechtbank evenmin. Uit het arrest Jawo volgt dat aan een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid moet worden voldaan, voordat wordt aangenomen dat sprake is van een risico op schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Deze bijzonder hoge drempel is bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van een lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt te voorzien in zijn meest elementaire behoeftes. Gelet op wat hiervoor is overwogen hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij na overdracht aan Italië in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie zullen belanden.
Claimverzoeken en artikel 6 Dublinverordening
7. De stelling van eisers dat met de overdracht zij van elkaar zullen worden gescheiden, volgt de rechtbank niet. De claimverzoeken van eisers zijn allen geaccepteerd. Dat het claimverzoek van eiser, [eiser] , fictief is geaccepteerd, doet hier niet aan af. Dit fictieve claimakkoord staat op basis van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening gelijk aan aanvaarding van het verzoek. en dit houdt voor de betrokken lidstaat de verplichting in om de vreemdeling terug te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst. Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat het gezin bij overdracht van elkaar zal worden gescheiden. Daarnaast staan alle leden van het gezin genoemd in de claimverzoeken van [eiser] en ook in die van [eiseres] .
Artikel 17 Dublinverordening
8. Verweerder heeft in de omstandigheden van eisers dan ook geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eisers hebben aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen.
9. De rechtbank heeft geen gebreken in de voorbereiding of de motivering van de bestreden besluiten aangetroffen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
05 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. P.J.M. Mol M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.