ECLI:NL:RBDHA:2021:16326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/1156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste en EU-status

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Russische eiseres die een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat de eiseres niet voldeed aan de inburgeringsverplichting en niet was vrijgesteld van deze verplichting. De eiseres stelde dat zij de status van EU-langdurig ingezetene had, omdat zij in Tsjechië woonde en een Tsjechische verblijfsvergunning bezat. De rechtbank oordeelde echter dat de verblijfsvergunning van de eiseres niet de vereiste aantekeningen bevatte die nodig zijn om als EU-langdurig ingezetene te worden erkend. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde mvv en dat de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [1979] , van Russische nationaliteit,eiseres
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: dhr. [A] ),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 12 mei 2020 tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ afgewezen.
Bij besluit van 27 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in de beroepszaak geschorst, om verweerder in de gelegenheid te stellen een reactie te geven op de door gemachtigde ter zitting aangevulde beroepsgronden. Verweerder heeft op 20 mei 2021 zijn hier op gereageerd en toestemming gegeven om de zaak zonder (nadere) zitting af te doen. Op 26 mei 2021 heeft eiseres gereageerd op het standpunt van verweerder.
De rechtbank heeft partijen op 14 juni 2021 per brief geïnformeerd over haar voornemen om de zaak zonder (nadere) zitting af te doen. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om binnen vier weken te laten weten of zij alsnog op zitting gehoord willen worden. Partijen hebben niet gereageerd, waardoor de rechtbank op 20 juli 2021 het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de mvv afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de inburgeringsverplichting en zij hiervan niet is vrijgesteld. Evenmin levert de weigering om eiseres verblijf in Nederland toe te staan een schending op van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2. Eiseres voert aan dat zij is vrijgesteld van de inburgeringsverplichting omdat zij een langdurig ingezetene is van de Europese Unie (EU). Ze woont in Tsjechië en heeft een Tsjechische ‘permanent residence card’, geldig vanaf 14 juni 2017, waarvan zij een kopie heeft verstrekt. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat uit Annex 22 [1] en Annex 23 [2] blijkt dat haar permanent residence card gelijkstaat aan een verblijfsdocument EU-langdurig ingezetene. Dit blijkt volgens eiseres uit het woord ‘equivalent’ dat staat in Annex 22 onder 2. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder pas in het bestreden besluit bekend heeft gemaakt dat eiseres in het bezit moet zijn van de Tsjechische verblijfsvergunning met daarin de aantekening ‘permanent residence 69 rezident’.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet de status EU-langdurig ingezetene heeft en dus inburgeringsplichtig is.
Toetsingskader
4. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv omdat hij niet heeft voldaan aan het inburgeringsvereiste en daarvan ook niet is vrijgesteld. [3]
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet Inburgering is een vreemdeling vrijgesteld van de inburgeringsplicht indien hij de status van EU-langdurig ingezetene heeft in een ander EU-land.
Status EU-langdurig ingezetene
5. In geschil is of eiseres de status van EU-langdurig ingezetene heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de status van EU-langdurig ingezetene niet heeft. Een Tsjechische verblijfsvergunning bevat de aantekening "Trvalý pobyt / Permanent residence 69 rezident – ES" of de aantekening "Povolení k pobytu pro dlouhodobě pobývajícího rezidenta – ES", als een vreemdeling de status EU-langdurig ingezetene heeft. Op het Tsjechische verblijfsdocument van eiseres staan deze aantekeningen niet. Uit de kopie van eiseres’ verblijfsvergunning blijkt dus niet dat zij de status EU-langdurig ingezetene heeft. Het betoog van eiseres dat haar verblijfsdocument gelijkstaat aan een verblijfsvergunning die een EU-langdurig ingezetene heeft, volgt de rechtbank niet. Uit Annex 22 blijkt dat er in Tsjechië verblijfsvergunningen bestaan die overeenkomen met een uniform format (Annex 22, onder 1) en dat er daarnaast ook verblijfsvergunningen bestaan die andere verschijningsvormen hebben (Annex 22, onder 2). Zoals verweerder terecht stelt, betekent het woord ‘equivalent’ niet dat aan de verblijfsvergunning genoemd in Annex 22 onder 2B dezelfde rechten kunnen worden ontleend als een verblijfsvergunning genoemd onder 1. Het woord ‘equivalent’ betekent dat er ook verblijfsvergunningen zijn die er anders uitzien dan het uniforme format. De verblijfsvergunning die eiseres heeft is dus niet gelijkgesteld met een verblijfsvergunning als EU-langdurig ingezetene. Eiseres zal in Tsjechië volgens de daar vastgestelde regelgeving een aanvraag moeten doen om deze status alsnog te verkrijgen. Verder is de besluitvorming niet onzorgvuldig doordat verweerder pas in het bestreden besluit duidelijk heeft gemaakt dat eiseres de aantekening ‘permanent residence 69 rezidet’ in haar Tsjechische verblijfsvergunning moet hebben. Eiseres heeft pas in bezwaar verklaard een beroep te doen op de status van EU-langdurig ingezetene. Verweerder heeft dan ook pas in het bestreden besluit hierop kunnen reageren. De beroepsgrond faalt.
Reisrestricties en de inburgeringsplicht
6. Daarnaast stelt eiseres dat zij pas kan voldoen aan een eventuele inburgeringsplicht wanneer de reisrestricties in verband met de COVID19 pandemie zijn opgeheven omdat zij het basis examen inburgering op de Tsjechische ambassade in [plaats] moet afleggen.
7. Eiseres heeft op 26 mei 2021 aangetoond dat zij inmiddels het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd. De rechtbank zal daarom deze beroepsgrond verder niet bespreken.
8. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten eiseres ingevolge genoemde regelgeving niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv.
9. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 22 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.‘List of Residence Permits Issued by Member States’ (Annex 22) bij het Handboek EU, gepubliceerd op 23 maart 2018.
2.Idem.
3.Zie artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw in samenhang met artikel 17, eerste lid, van de Vw.