ECLI:NL:RBDHA:2021:16321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin werd gesteld dat Italië de verantwoordelijkheid op zich had genomen. Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.

Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asiel- en opvangprocedure in Italië, en heeft verschillende rapporten en persberichten aangehaald, waaronder die van de Swiss Refugee Council. De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit beginsel in zijn geval niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat eiser hierin niet is geslaagd, aangezien hij geen overtuigende informatie heeft overgelegd die de beweringen over de Italiaanse asielprocedure onderbouwt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag en dat er geen structurele gebreken zijn aangetoond die zouden leiden tot een schending van de rechten van eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12362
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.S. Janssen-Polet), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.12363, op 17 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser voert aan dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asiel- en opvangprocedure in Italië. Eiser verwijst hiertoe naar diverse bronnen die de situatie voor asielzoekers in Italië beschrijven: Het AIDA-rapport over Italië, update 2020, het rapport en persbericht van de Swiss Refugee Council van 8 mei 2019, het rapport en het persbericht van de Swiss Refugee Council van 1 januari 2020 en het rapport en persbericht van de Swiss Refugee Council van 10 juni 2021. Daarnaast verwijst eiser naar de actuele situatie rondom het coronavirus in Italië. Omdat uit het AIDA-rapport geen verbetering blijkt ten opzichte van eerdere updates, samen gezien met de gevolgen van de coronacrisis, stelt eiser zich op het standpunt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van
Italië niet langer opgaat. Eiser wijst ook op het laatste rapport en persbericht van de Swiss Refugee Council, waaruit blijkt dat de situatie voor personen die op grond van de Dublinverordening naar Italië worden overgebracht in het geheel niet is verbeterd, of anders alleen op papier. Daarom blijft de Swiss Refugee Council adviseren om asielzoekers niet over te dragen aan Italië. De door verweerder aangehaalde jurisprudentie acht eiser onvoldoende actueel, omdat verweerder hiermee voorbij gaat aan de onderlinge samenhang van de slechte omstandigheden die uit de verschillende rapporten blijkt, ook omdat verweerder er volledig aan voorbij gaat dat deze slechte omstandigheden inmiddels zo lang duren dat moet worden geconcludeerd dat Italië door de ondergrens is gezakt. Daarbij komt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt uitgegaan. Er wordt volgens eiser niet ingegaan op wat er is aangevoerd in de zienswijze. Van eiser kan niet verwacht worden dat hij zich tot de Italiaanse autoriteiten zou richten, want als de Italiaanse autoriteiten zich iets van de slechte omstandigheden zouden aantrekken dan was er inmiddels wel iets verbeterd. Eiser doet een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij meent dat hij aan beide eisen van dit artikel voldoet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De ABRvS heeft dit recent nog weer bevestigd in onder meer de uitspraken van 25 februari 2021 en 19 april 20211. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in zijn geval niet op gaat. Hier is eiser niet in geslaagd.
4. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van aan het systeem gerelateerde structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. De rapporten waar eiser naar heeft verwezen geven geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Italië voor Dublinclaimanten dan het beeld uit de landeninformatie die al betrokken is bij de uitspraken van de ABRvS. Daarnaast heeft het EHRM op 23 maart 2021 in het arrest
M.T. tegen Nederland2 vastgesteld dat een Dublinclaimant in Italië in het asielsysteem wordt opgenomen en recht heeft op opvang. Ook heeft het EHRM geoordeeld dat er sprake is van aanzienlijke verbeteringen in het opvangsysteem voor asielzoekers in Italië sinds oktober 2020. Het EHRM heeft dit op 27 mei 2021 in de uitspraak van A.B tegen Finland3 bevestigd, met een verwijzing naar onder andere de circular letter van 8 februari 2021 en het feit dat er nieuwe wetgeving is met meer waarborgen (wet 130/2020 van 21 oktober 2020), waarin bepaalde aanpassingen uit het Salvini-decreet worden teruggedraaid. Daarnaast garandeert Italië met het claimakkoord ook dat aan eiser in lijn met de richtlijnen opvangvoorzieningen zal worden geboden. Italië is dus niet door de 'ondergrens' gezakt, zoals eiser stelt. De rechtbank benadrukt dat eiser bij eventuele klachten over de voorzieningen in Italië dient te klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit bij voorbaat zinloos is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op hetgeen eiser naar voren heeft gebracht in de zienswijze.
2 ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519
3 Procedurenummer 41100/19
Artikel 17 Dublinverordening
5. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
20 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.J. Catsburg M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.