ECLI:NL:RBDHA:2021:16304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12392 en NL21.12475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en terugkeerbesluit van Algerijnse vreemdeling met medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een Algerijnse vreemdeling, eiser, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring die op 20 april 2020 en 29 juli 2021 door verweerder waren genomen. Eiser was van mening dat de aanhouding willekeurig was en dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije was, vooral gezien de coronamaatregelen. De rechtbank heeft op 10 augustus 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden van het terugkeerbesluit niet heeft betwist en dat het besluit niet onrechtmatig is. Het beroep tegen het terugkeerbesluit werd ongegrond verklaard. Wat betreft de maatregel van bewaring oordeelde de rechtbank dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom deze maatregel noodzakelijk was, ondanks de medische omstandigheden van eiser. De rechtbank concludeerde dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de zorg in de maatschappij, en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12392 (bewaring) en NL21.12475 (terugkeerbesluit)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , van Algerijnse nationaliteit, V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2020 heeft verweerder een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd.
Bij aanvullend besluit van 29 juli 2021 heeft verweerder dit terugkeerbesluit nader gemotiveerd.
Bij separaat besluit van 29 juli 2021 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de besluiten van 29 juli 2021 beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Chbab. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Met betrekking tot het terugkeerbesluit (NL21.12475)
1. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die verweerder aan het terugkeerbesluit van 29 juli 2021 ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is niet gebleken dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen het terugkeerbesluit dan ook ongegrond.
Met betrekking tot de maatregel van bewaring(NL21.12392)
De aanhouding
2. Eiser voert ten opzichte van de aanhouding aan dat deze willekeurig is geweest. Hij was eerder op de dag gecontroleerd door de politie en toen niet aangehouden. Enkele uren later is hij weer gecontroleerd en toen is hij wel aangehouden. Dit is volgens eiser onnavolgbaar. Hij meent dat verweerder moet uitleggen waarom er op deze manier is gehandeld.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van 29 juli 2021 blijkt dat eiser op strafrechtelijke grond is aangehouden. Het is niet aan de bewaringsrechter om te oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheden. Niet is gebleken dat er discriminatoir is gehandeld bij de aanhouding van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen. Eiser heeft deze gronden niet betwist.
Zicht op uitzetting
5. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is ten opzichte van Algerije. Hij stelt dat er sinds de uitbraak van het coronavirus geen gedwongen uitzettingen naar Algerije hebben plaatsgevonden.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Bij uitspraak van 18 mei 20213 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat er ten aanzien van Algerije zicht op
1. Artikel 5.1b, derde lid van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid van het Vb
uitzetting is. De rechtbank verwijst naar hetgeen in die uitspraak is overwogen in rechtsoverweging 3.5. Zij neemt die overwegingen over. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Lichter middel
7. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring, gelet op zijn medische omstandigheden. Eiser heeft chronisch pijn aan zijn hoofd, waarvoor hij twee keer per dag het medicijn Lyrica moet slikken.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder afdoende heeft gemotiveerd waarom hij heeft afgezien van het opleggen van een lichter middel. Dat eiser medicijnen slikt, staat de inbewaringstelling niet in de weg. De medische zorgverlening binnen het detentiecentrum is namelijk gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de maatschappij. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
16 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.