In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door F. el Benaissati, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 2 juni 2020 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel verweerder in zijn verweerschrift de hoogte van de bestuurlijke dwangsom correct heeft vastgesteld op € 1.442,-, er nog geen besluit is genomen. De rechtbank heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, rekening houdend met de noodzaak voor zorgvuldige besluitvorming. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan op 22 juli 2021, waarbij het beroep gegrond is verklaard en verweerder is veroordeeld tot betaling van de dwangsom en de proceskosten.