ECLI:NL:RBDHA:2021:16263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
AWB 20/7213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning regulier op grond van familieleven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 10 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een man, die in Nederland verblijft, om een voorlopige voorziening te treffen in verband met zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op grond van familieleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De man had op 21 september 2020 een aanvraag ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen omdat hij niet voldeed aan het mvv-vereiste. De man heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 is de man verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening gemotiveerd.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van hechte persoonlijke banden met zijn dochter, die in Nederland woont. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man al 18 jaar in Nederland verblijft, maar dat hij dit verblijf niet rechtmatig heeft. De voorzieningenrechter heeft ook de belangenafweging tussen de Nederlandse overheid en de man gemaakt, waarbij de afwijzing van de aanvraag als niet onredelijk is beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft de man vrijstelling van het griffierecht verleend, maar het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7213
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie ).

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf voor ‘familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM [1] ’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Pomper. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op 10 februari 2021 uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Verzoeker heeft voldoende aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De voorzieningenrechter verleent verzoeker daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag een redelijke kans van slagen heeft.
5. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker voor verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen omdat verzoeker geen geldige mvv [2] heeft en hier niet van wordt vrijgesteld. Verweerder vindt de afwijzing van de aanvraag wegens het mvv-vereiste verder niet onredelijk hard.
6. Verzoeker vindt dat hij vrijstelling van het mvv-vereiste moet krijgen omdat hij familieleven heeft met zijn dochter [A] en omdat hij privéleven in Nederland heeft omdat hij hier al 18 jaar is. Verzoeker doet ook een beroep op de hardheidsclausule.
Familie- en gezinsleven
7. [A] is niet geboren uit een huwelijk of een met het huwelijk op één lijn te stellen relatie. Voor de vraag of er tussen verzoeker en [A] sprake is van familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, moet dus worden beoordeeld of er tussen hen sprake is van hechte persoonlijke banden. Dit is een beoordeling van de feitelijke situatie. Het uitgangspunt is dat samenwonen vereist is. Als daar geen sprake van is, dan zijn er ook andere factoren die bij wijze van uitzondering kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van hechte persoonlijke banden [3] . De manier waarop het contact is onderhouden en de intensiteit van het contact zijn hierbij van belang [4] .
8. Verweerder heeft er terecht op heeft gewezen dat [A] 5 jaar oud is, maar dat er te weinig bewijs is van de manier waarop en met name ook van de intensiteit waarmee het contact tussen verzoeker en [A] plaatsvindt. De door verzoeker ingeleverde bonnetjes van onder meer supermarkten en vier foto’s zijn weinig bewijs voor een periode van 5 jaar. Dit geldt ook voor de verklaringen van basisschool de [basisschool] , waarin staat dat [A] regelmatig door haar vader van school wordt gehaald. Dit kan hooguit om één jaar gaan, aangezien [A] nog niet lang naar school gaat. De verklaring is verder weinig concreet: het is niet duidelijk wat wordt bedoeld met ‘regelmatig’. Ook hier geldt dat verweerder méér had mogen verwachten, vooral omdat verzoeker ter zitting heeft gezegd dat hij 95% van de tijd [A] ophaalt van school en dat iedereen op school hem kent. Verzoeker heeft ook niet aangetoond dat hij [A] financieel ondersteunt. De verklaring van de distributeur van de krant over het aanbod van een baan in de toekomst is niet relevant, want het gaat erom hoe de situatie nú is. De verklaringen van [A] ’s moeder zijn niet objectief omdat zij er een belang bij kan hebben dat verzoeker in Nederland mag blijven. De verklaringen zijn daarnaast kort en vaag en geven weinig duidelijkheid over hoe en hoe intensief verzoeker sinds de geboorte betrokken is bij [A] . De verklaring van de buurvrouw is wel objectief, maar hieruit blijkt ook niet concreet hoe lang en hoe vaak het contact tussen verzoeker en [A] plaatsvindt. Al met al heeft verzoeker dus onvoldoende bewijs geleverd voor het bestaan van hechte persoonlijke banden.
Privéleven
9. Verzoeker verblijft al 18 jaar in Nederland, maar hij verblijft hier niet rechtmatig. Asielprocedures tellen daarbij niet mee. Verzoeker heeft gesteld dat hij in Nederland vrijwilligerswerk doet en sociale banden is aangegaan, maar hij heeft dit niet aangetoond. Bovendien is het vrij normaal voor iemand die al zo lang in Nederland is om een privéleven te hebben opgebouwd. Verzoeker heeft ook gesteld dat hij niets meer heeft in Sierra Leone. Maar gelet op verzoekers leeftijd, mag van hem worden verwacht dat hij in Sierra Leone weer een leven kan opbouwen. Verzoeker heeft een dochter in Nederland, maar vooralsnog is niet aangetoond dat verzoeker gezinsleven met haar heeft. Bovendien heeft verzoeker zijn privéleven in Nederland geïntensiveerd terwijl hij wist dat hij geen verblijfsrecht had. Verweerder moet een belangenafweging maken tussen het belang van de Nederlandse overheid om een restrictief toelatingsbeleid te voeren en het belang van verzoeker om privéleven in Nederland te hebben. Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden heeft verweerder de belangenafweging in het nadeel van verzoeker mogen laten uitvallen.
Hardheidsclausule
10. Verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Het beroep op de hardheidsclausule gaat niet op. Niet valt in te zien waarom niet van verzoeker verlangd zou mogen worden dat hij teruggaat naar Sierra Leone om een mvv aan te vragen. Verzoeker heeft gewezen op het feit dat er een coronapandemie heerst. Maar dat is een tijdelijke en feitelijke belemmering. Dit leidt niet tot vrijstelling van het mvv-vereiste en ook niet tot een geslaagd beroep op de hardheidsclausule [5] .
Conclusie
11. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat op grond van de nu voorhanden zijnde gegevens het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
12. Aangezien ook overigens, gelet op de betrokken belangen, in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening, zal het verzoek worden afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2366.
4.Werkinstructie 2020/16, paragraaf 3.3.2.
5.Vgl. de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:648 en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 5 november 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:10105.