Overwegingen
1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij referent’, die in Nederland woont. Eiseres 2 is de dochter van eiseres en heeft een aanvraag ingediend voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [eiseres 1] ’ (eiseres).
De aanvraag van eiseres is afgewezen omdat er volgens verweerder een gegrond vermoeden bestaat dat eiseres en referent het huwelijk enkel zijn aangegaan met als doel eiseres verblijf in Nederland te verschaffen (een schijnhuwelijk). Referent en eiseres zijn ook niet verschenen op een voorgenomen hoorzitting, waarin zij duidelijkheid hadden kunnen verschaffen over de aard van de huwelijksrelatie. Dit rekent verweerder eiseres en referent aan. Omdat de aanvraag van eiseres 2 afhankelijk is van de aanvraag van eiseres, wordt ook haar aanvraag afgewezen.
Het standpunt van eiseressen
2. Eiseressen stellen dat de conclusie van verweerder dat sprake is van een schijnhuwelijk onjuist is. Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd op grond waarvan een onderzoek naar het rechtsgeldige huwelijk van eiseres en referent geïndiceerd is. Volgens eiseressen heeft verweerder gehandeld in strijd met de richtsnoeren van de Gezinsherenigingsrichtlijnen de Verblijfsrichtlijn. Er was geen sprake van een gegrond vermoeden van een schijnhuwelijk en verweerder heeft ten onrechte gesteld dat het houden van een simultaan gehoor noodzakelijk was. Verweerder mag hen dus ook niet tegenwerpen dat zij hieraan geen medewerking hebben verleend. Volgens eiseressen concludeert verweerder ten onrechte dat sprake is van indicatoren die een nader onderzoek zouden rechtvaardigen. Verweerder stelt dat referent in 2000 een vals of vervalst reisdocument zou hebben gebruikt en in 2009 illegaal in Nederland zou hebben verbleven. Referent heeft hierover echter een schriftelijke verklaring afgelegd, waarin hij deze tegenwerpingen gemotiveerd heeft weersproken. Ook heeft hij uitgelegd waarom hij nog stond ingeschreven op het adres van zijn voormalige partner op het moment dat de relatie met eiseres is ontstaan. Verweerder is hier ten onrechte aan voorbij gegaan. De werkwijze van verweerder getuigt van een institutionele vooringenomenheid. Eiseressen doen ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, waarbij zij verwijzen naar andere zaken waarin verweerder wel een rechtsgeldig huwelijk heeft aangenomen, zonder een nader onderzoek op te starten. De weigering om verblijf toe te staan aan eiseressen is ook in strijd met artikel 8 van het EVRM, omdat sprake is van familieleven. Eiseressen hebben van dit familieleven verschillende bewijsstukken overgelegd, zoals foto’s. Tot slot stellen eiseressen dat zij en referent ten onrechte niet zijn gehoord in de bezwaarfase.
Het juridisch kader3. Op grond van artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een mvv worden verleend aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. Op grond van artikel 3.14 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de verblijfsvergunning onder de beperking houdend met verblijf als familie- of gezinslid, zoals bedoeld in artikel 3.13, eerste lid en onder de in dat artikel genoemde voorwaarden, verleend aan de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, of die met de hoofdpersoon een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt.
4. Uit artikel 5 van de Gezinsherenigingsrichtlijn en paragraaf 3.2 van de bijhorende richtsnoeren volgt dat lidstaten een gestelde gezinsband mogen onderzoeken. De lidstaten hebben een zekere beoordelingsmarge bij de beslissing of dat in een bepaald geval wenselijk en noodzakelijk is.Uit de richtsnoeren blijkt verder dat bij een verzoek om gezinshereniging het horen van de partners in beginsel een passende manier is om de gezinsband te onderzoeken. Op grond van artikel 16, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn zijn de lidstaten bevoegd specifieke controles te verrichten wanneer er gegronde vermoedens bestaan dat er sprake is van fraude of een schijnhuwelijk.
5. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvSbieden de richtsnoeren een handvat voor de interpretatie van de Verblijfsrichtlijnen daarmee van de Gezinsherenigingsrichtlijn waarin naar de Verblijfsrichtlijn wordt verwezen.Deze zijn op zichzelf niet bindend. Verweerder heeft bij het antwoord op de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen beoordelingsruimte.De in de richtsnoeren onder paragraaf 4.2 opgenomen lijst met concrete aanwijzingen die kunnen leiden tot het instellen van een onderzoek naar eventueel misbruik heeft een niet-limitatief karakter. Hieruit volgt dat verweerder ook andere omstandigheden in de beoordeling mag betrekken. Dit laat onverlet dat de door verweerder genoemde concrete aanwijzingen het instellen van een onderzoek wel dienen te rechtvaardigen.
Het oordeel van de rechtbank
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat bij de aanvraag van eiseres twijfels zijn gerezen over het huwelijk tussen haar en referent. Deze twijfels zijn ontstaan door de volgende indicatoren. Na een onderzoek in de Basisregistratie personen (Brp) is gebleken dat referent ten tijde van de gestelde eerste ontmoeting met eiseres en het aangaan van de relatie nog op hetzelfde adres als zijn voormalige partner stond ingeschreven. Verder heeft verweerder van belang geacht dat referent in 2000 een reisdocument of een identiteitsbewijs heeft afgeleverd of voorhanden gehad, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals of vervalst was, dan wel dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst reisdocument of identiteitsbewijs. Daarnaast is gebleken dat referent in 2009 onrechtmatig in Nederland heeft verbleven.
7. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder genoemde indicatoren voldoende waren om een nader onderzoek te rechtvaardigen. In de richtsnoeren wordt genoemd dat ander (eerder) misbruik en fraude ter verkrijging van een verblijfsrecht een indicatie is, waardoor een vermoeden kan ontstaan dat sprake is van misbruik van de rechten zoals genoemd in de richtlijn. Op basis van de drie genoemde indicatoren heeft verweerder kunnen concluderen dat deze situatie hier mogelijk speelde. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het besluit ook voldoende gemotiveerd waarom er een gegrond vermoeden bestond dat sprake was van een schijnhuwelijk en dat dit de reden was om nader onderzoek te doen. Verweerder mocht er daarbij voor kiezen om eiseres en referent uit te nodigen voor een simultaan gehoor.
8. Eiseres en referent hebben geweigerd om mee te werken aan dit gehoor, waardoor de indicatoren waar het vermoeden op is gebaseerd niet zijn weerlegd. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de zitting toegelicht dat een simultaan gehoor een verstrekkend middel is. Er moet een goede reden zijn om een simultaan gehoor op te starten, omdat dit een diepe inbreuk is op het privé leven van de betrokkenen. Er wordt vaak heel intensief doorgevraagd op bepaalde punten tijdens een simultaan gehoor en het is volgens haar in feite een zoektocht naar argumenten om het schijnhuwelijk vorm te geven. Het gehoor heeft ook meer het karakter van een strafrechtelijk ‘verhoor’. Gemachtigde vond het daarom niet verantwoord om haar cliënten hieraan te laten meewerken, ook omdat er - in hun optiek - geen aanleiding bestond voor dit gehoor.
9. De rechtbank kan op basis van dit dossier niet vaststellen dat de door gemachtigde genoemde vrees terecht is. Er zijn ook geen andere bewijsstukken overgelegd waaruit volgt dat het onverantwoord zou zijn voor eiseressen en referent om mee te werken aan een dergelijk gehoor. De rechtbank ziet op voorhand geen aanleiding voor twijfel aan de intenties en werkwijze van verweerder. Dat er een goede reden was om niet aan dit gehoor mee te werken, volgt de rechtbank dus niet. Tijdens het gehoor hadden eiseressen en referent nu juist de mogelijkheid gehad om een nadere toelichting te geven over de indicatoren en hadden de twijfels over de oprechtheid van het huwelijk mogelijk weggenomen kunnen worden. Deze kans hebben zij niet aangegrepen en de rechtbank kan verweerder volgen in zijn conclusie dat hen dit kan worden aangerekend.
10. De vraag is waar de weigering van eiseressen en referent om mee te werken aan het simultane gehoor toe zou moeten leiden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hierdoor de twijfels over de oprechtheid van het huwelijk niet zijn weggenomen, zodat niet kan worden vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een mvv is voldaan. Hoewel de rechtbank met verweerder van oordeel is dat het op de weg van eiseressen en referent had gelegen om mee te werken aan het gehoor, volgt zij verweerder niet in zijn standpunt dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en dat er daarom geen reden bestond om in bezwaar (alsnog) een hoorzitting te houden. Daarbij is het volgende van belang.
11. Referent heeft in bezwaar een schriftelijke verklaring overgelegd over de tegengeworpen indicatoren. Hij heeft hierin verklaard dat hij in 2000 in het bezit was van een geldige Italiaanse verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, waarmee hij in de Schengenstaten - en dus ook in Nederland - mocht verblijven. Van een vals of vervalst reisdocument (een Ghanees paspoort) was evenmin sprake. Referent heeft hierbij gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 13 april 2000, waaruit blijkt dat de veronderstelling van verweerder dat referent gebruik maakte van een vals of vervalst reisdocument, niet is komen vast te staan. De rechtbank overwoog in dat verband onder meer dat verweerder het Ghanese paspoort - ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn geweest - niet op authenticiteit had onderzocht en evenmin inlichtingen had ingewonnen bij de Italiaanse autoriteiten over de verblijfsstatus van referent. De rechtbank heeft de inbewaringstelling van referent vervolgens opgeheven. Verder heeft referent verklaard dat het vermeende onrechtmatige verblijf in Nederland in 2009 te maken had met een schending van de meldplicht. Ook op dat moment was hij echter nog in het bezit van de Italiaanse verblijfsvergunning, zodat van illegaal verblijf geen sprake was. Verweerder laat dit dus ten onrechte (zwaar) meewegen. Referent heeft voorts toegelicht dat hij na het beëindigen van zijn vorige relatie nog enige tijd op hetzelfde adres als zijn voormalige partner heeft gewoond, vanwege de woningnood in de Randstad. De relatie was echter al voorbij op het moment dat hij een relatie aanging met eiseres.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op deze nadere toelichting van referent, ten onrechte heeft afgezien van het houden van een hoorzitting in bezwaar. Indien de verklaringen van referent worden gevolgd, zou dit namelijk betekenen dat (een deel van) de indicatoren mogelijk alsnog zou komen te vervallen. Hoewel daarmee nog niet is gezegd dat geen sprake is van een schijnhuwelijk, had het op de weg van verweerder gelegen om referent en eiseressen tijdens een hoorzitting nadere vragen te stellen over de indicatoren en het huwelijk. Ook de overige punten op grond waarvan verweerder twijfelt over het huwelijk hadden dan besproken kunnen worden, bijvoorbeeld die met betrekking tot de verspreking van referent over de naam van eiseres 2 en de plaats waar eiseres en referent elkaar voor het eerst hebben ontmoet. Dat eiseres en referent eerder hebben geweigerd om mee te werken aan een simultaan gehoor, betekent niet dat zij bij voorbaat niet willen meewerken aan een hoorzitting in de bezwaarfase. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, door geen hoorzitting te houden in bezwaar, onzorgvuldig gehandeld.
13. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond wegens strijd met artikel 3:2 en 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat nader onderzoek nodig is. De rechtbank draagt verweerder op om referent en eiseressen uit te nodigen voor een hoorzitting, waarin de indicatoren en de twijfels over het huwelijk nader kunnen worden besproken. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet aan referent en eiseressen is om op voorhand bepaalde onderwerpen uit te sluiten. De rechtbank ziet dit als een mogelijkheid om de twijfels over het huwelijk bij verweerder weg te nemen. Zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er indicatoren zijn die het vermoeden rechtsvaardigen dat sprake is van een schijnhuwelijk. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of aan alle voorwaarden van de mvv-aanvraag wordt voldaan en evenmin of sprake is van familie- of gezinsleven tussen eiseressen en referent als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Naar aanleiding van de aanvullende informatie die volgt uit de hoorzitting dient verweerder een nieuw besluit te nemen. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van 12 weken.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, krijgen eiseressen een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De proceskosten die verweerder aan eiseressen moet betalen wordt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Eiseressen hebben zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft twee proceshandelingen verricht: het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit (1 punt) en het verschijnen ter zitting (1 punt). Deze proceshandelingen leveren 2 punten op met een waarde van € 748,- per punt met de wegingsfactor 1. De rechtbank stelt de kosten daarom vast op € 1.496,-.
15. Verweerder moet ook het griffierecht vergoeden.